BLIJF IN DE RACE!
Je voortdurende beproeving kan fysiek lijden, werkloosheid, opstandige kinderen, ongelovige vrienden, geestelijke nood en onrust of pijn met zich meebrengen. Terwijl je dit dag aan dag ondergaat, zal Satan net als tegen Job tegen je fluisteren: 'De rechtvaardigen lijden niet. Als God je gehoord heeft - als hij je gered heeft en Zijn beloftes waar zijn, zou je onmiddellijk moeten worden gered. Waar is Je God? Is dit wat het geloof je oplevert?'
Geliefden, werp je geloof niet terzijde! Satan is een leugenaar. De voortdurende verdrukking is omdat God je liefheeft, omdat Hij zorgzaam is. Denk eraan: Je hebt de Heere gevraagd om je meer op Hem te doen lijken. Alleen Hij weet wat daarvoor nodig is. Hij kent je lijden en Hij zal niet toestaan dat je erdoor vernietigd wordt. In feite weet Hij precies wanneer Hij je wil laten ontsnappen. Hij zal niet eerder dan op dat vastgestelde tijdstip handelen en " Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven om die te kunnen doorstaan." (1 Korintiërs 10:13).
Wees ervan overtuigd dat God alles onder controle heeft. De pijn, de langdurige ziekte, de gebeden die onbeantwoord lijken te blijven – Hij is ermee bekend. En Hij weet waarom hij je beproeving nog niet heeft opgeheven. Zoals bij Paulus, gebruikt hij de 'doorn in je vlees' om naar je zegening toe te werken. Inderdaad, datgene wat je zo graag wilt - het antwoord dat jij zo nodig vindt - kan iets zijn waarvan God weet dat het niet het beste is voor jou. Als Hij uiteindelijk ‘nee’ zegt, dan weet je dat Hij je ziel behoudt en je gebeden op een veel betere manier zal beantwoorden.
Door dit alles heen, dringt die grote wolk van getuigen erop aan: "Ga door met de strijd. Blijf in de race!"
Overweeg dit krachtige woord van de auteur van Hebreeën: "Werp dan uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning met zich meebrengt. Want u hebt volharding nodig, opdat u, na het volbrengen van de wil van God, de vervulling van de belofte zult verkrijgen. Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven. (Hebreeën 10: 35-37).