Christus verkondigen met autoriteit

Onze bediening heeft vele conferenties gehouden voor pastors gedurende de afgelopen jaren, maar met opzet heb ik nooit onderwezen over hoe je moet prediken. Ik heb genoeg moeite met mijn eigen prediking om ook nog iemand anders te kunnen adviseren over hoe je dat moet doen. Ik herinner me levendig de tijden tijdens mijn meer dan vijftig jaar prediking dat het woord dat uit me kwam mijn eigen ziel aanraakte en doordrong. Ik wist dat, toen ik die preken bracht, er een geestelijke autoriteit gepaard ging met de boodschap. Er was gewoon geen twijfel mogelijk over de aanraking van de Heer.

Ik herinner me ook, net zo levendig, de keren dat mijn boodschap die speciale zalving miste. Er waren geen woorden om de mensen te alarmeren, er was geen onderzoek naar de echte dieptes van de menselijke ziel, geen geestelijk gezag. Bij die gelegenheden was mijn boodschap vlak, vol met informatie maar niet overredend of van zonde overtuigend.

In die tijd was mijn eigen ziel droog en leeg, en het woord dat ik preekte was "alleen maar een volgende preek". Dit gebeurde altijd tijdens een periode dat de Heer zijn zalving een tijdje bij me had ingehouden.

De Heilige Geest haalde niet mijn predikersambt weg in die tijd, maar Hij haalde wel de geestelijke autoriteit bij me weg waarover ik hier spreek. Die dagen waren verschrikkelijk voor mij. Maar ik wist altijd diep in mijn hart waarom mijn prediking was veranderd, en waarom mijn boodschappen niet een diepe invloed hadden op mijn toehoorders. Het was omdat God geestelijk autoriteit weghaalt bij iedere dienaar waarmee hij onenigheid heeft.

Het feit was, er waren dingen in mijn hart waar ik geen aandacht aan had geschonken, zonden van de geest waarvan ik dacht dat ik ze niet meer zou begaan. Ik kon die zonden heel makkelijk in anderen zien, maar ik kon niet erkennen dat ze ook in mij waren.

We weten allemaal dat de tijd waar we nu in leven een grote geestelijke autoriteit vereist. Ik praat niet over betere prediking, over meer gepolijste prediking, en ook niet over prediking met grotere openbaring. In feite kan het soort prediking waar ik over praat nooit "goede prediking" genoemd worden. Waarom niet?

Als je het soort prediking hoort waar ik het over heb, is je geest te serieus om zelfs maar in die termen te denken. Je oordeelt niet of de preek goed of niet goed was, en nog veel minder ga je de prediker vleien die de boodschap bracht. Je enige respons is dat je op je knieën gebracht wordt uit nederigheid voor de tegenwoordigheid van de aanwezigheid van de Heer.

Dit soort prediking gaat verder dan alleen maar emoties, en brengt ons, in plaats daarvan, regelrecht met ons geweten voor Gods aangezicht. Het effect is dat het is alsof we letterlijk voor de Heer staan, met onze gedachtes en daden open en bloot voor Hem. Paulus beschrijft het soort dienaar aan wie zo'n autoriteit wordt verleend: "Maar hebben wij verworpen alle schandelijke praktijken, die het licht niet kunnen zien, daar wij niet met sluwheid omgaan of het woord Gods vervalsen." (2Cor.4:2).

Zo'n dienaar is ingesloten geweest met Jezus en heeft zijn hart geopend voor het werk van de Heilige Geest. Volgens Paulus is het voortdurende gebed van deze dienaar:

"Heer, toon me mijn zondige motieven, mijn onheilige ambities, alle oneerlijkheid en manipulatie. Laat me niet prediken met de een of andere verborgen, leugenachtige houding in mijn hart".

De Heilige Geest heeft erg duidelijk tot mij gesproken over dit onderwerp en zei: "Er moet een prijs betaald worden om Mijn geestelijke autoriteit te hebben".

Hij fluisterde vooral tegen mij:

"David, je bent gewassen door het bloed. Je bent onder Mijn Verbond, en je bent door Mij verlost, je bent Mijn zoon. Maar als je dit soort van zalving wil, het soort dat waarheid openbaar maakt in ieders hart, dan moet je me toestaan om aan zekere dingen te werken in je hart die je geestelijke autoriteit in de wegstaan.

Laat je met je delen hoe de Heer met mij aan het werk is in deze zaak:

In Lucas 14 werd Jezus uitgenodigd door een zekere belangrijke farizeeër om bij hem te gaan eten in zijn huis. Andere farizeeërs waren ook uitgenodigd, die, net zoals de gastheer-farizeeër, leidende handhavers der wet waren.

Toen de gastheer zijn gasten uitnodigde te gaan zitten, was er een plotseling gejacht naar de belangrijkste plaatsen bij het hoofd van de tafel. De Schriften zeggen ons hoe Jezus dit observeerde: "Hij bemerkte, hoe zij de eerste plaatsen uitkozen" (Lucas 14:7). Het was een brutale vertoning van hoogmoed, een behoefte om gezien en erkend te worden.

Toen Christus zelf ging zitten, gaf Hij die kamervol van top religieuze leiders van Israël dit woord van kritiek:

"Wanneer gij door iemand op een bruiloft genodigd zijt, ga dan niet op de eerste plaats aanliggen. Misschien is er iemand, voornamer dan gij, door hem genodigd; en dan zou hij, die u en hem genodigd heeft, komen en tot u zeggen: Maak plaats voor deze, en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats moeten gaan innemen. Maar wanneer gij genodigd zijt, ga dan, als gij erheen gaat, op de laatste plaats aanliggen. Dan zal misschien hij, die u genodigd heeft, wanneer hij binnenkomt, tot u zeggen: Vriend, kom meer naar voren. Dan zal dat u tot eer zijn tegenover allen, die met u aanliggen. Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden" (Lucas 14:8-11).

Christus woorden in deze scene zijn op al zijn volgelingen van toepassing. Maar, toen Hij zijn toehoorders beschreef in dat huis van die farizeeër, had Hij het over een bepaald soort van leiders: zij die "gesteld zijn op…begroetingen op de markten, erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden;…en voor de schijn lange gebeden uitspreken" (Lucas 20:46-47).

In het kort vertelt Jezus ons dat er mannen en vrouwen zijn die goede werken doen om alleen maar door anderen gezien te worden. Deze mensen houden ervan in het middelpunt van de belangstelling te staan en zijn continu bezig te vertellen hoe goed ze wel niet zijn.

Bij mijn reizen met mijn zoon Gary hebben we vaak ook dit soort gedrag meegemaakt. Bij sommige van de pastor-conferenties die we internationaal houden, zijn we benaderd door mannen en hun gevolg van bewakers, al pochend over hun vele grote en glorieuze prestaties:

"Ik ben pastor over één van de grootste kerken in het land. We hebben 20.000 leden, en we zijn op de TV van kust tot kust. We planten kerken over het hele land en over de hele wereld. Massa's mensen worden er gered".

Vaak worden die mensen zo in beslag genomen met het vertellen van hun grote werken dat ze niet eens de tijd nemen ons hun naam te noemen.

Als we zulke mensen ontmoeten, springt ons hart op van vreugde als we hen groeten. Meestal hebben deze pastors onopgemerkt in het gehoor gezeten. Ze hebben geen gevolg bij hen, geen verhaal tegen ons over hun bediening. En we kunnen duidelijk Jezus op hun gezicht zien. We ontmoetten zo'n man bij een conferentie en vroegen hem: "Bent u een pastor?" "Ja", antwoordde hij. "Waar?", vroegen we. Hij antwoordde: "In heb verschillende verantwoordelijkheden".

Later werd ons gezegd: "Broeder David, broeder Gary, weten jullie wie die man is? Hij is bisschop over 6 miljoen gelovigen in een half dozijn landen. Hij is één van de meest gerespecteerde pastors in dit gebied van de wereld".

Hier was een zeer respectabel man die een kolossale bediening had, maar hij had geleerd de laagste plek in te nemen in het huis.

Wat bedoelt Jezus precies als Hij dit zegt? Als geestelijk leider neem ik dit woord van de Heer erg serieus. Hiermee nodigt Hij iedere pastor, evangelist, leraar, en gewone gelovige uit om "hogerop te komen", naar een plaats van rechtvaardige eer. Wat is deze eer waar Hij ons toe uitnodigt?

Het is de eer om geestelijke autoriteit te verkrijgen om door de hardste muren van het menselijk hart heen te breken. Het is om Zijn zalving te hebben om de verblinding, die over de geest van iedere verblinde ziel is geworpen, kapot te scheuren. Inderdaad, deze oproep om "hogerop te komen", is een roep om de volheid van Gods aanraking binnen te gaan. Het is een oproep tot een diepere intimiteit, om een meer overtuigend, zekerder, rechtvaardiger brenger van het Woord van de Heer te worden. Maar, het feit blijft bestaan: zo lang als ik doorga met pochen, zolang als "mijn" werken en "mijn" bediening in bijna ieder gesprek de boventoon voeren, dan kan er geen echte autoriteit zijn in mijn prediking. Ik moet belijden dat ik pas geleden geshockeerd was toen ik mijzelf iets hoorde zeggen tegen bepaalde mensen toen ik aan hen werd voorgesteld. Ik herkende in mijn woorden een subtiele behoefte om geëerd en gerespecteerd te worden. Ik nam niet de laagste plaats in in het huis.

Ik geloof dat dit woord speciaal hard is voor leiders, maar het is ook een woord voor ieder kind van God. Jezus verklaring aan ons hier gaat over het meest moeilijke werd waartoe Hij ons ooit heeft geroepen. Het is een roep om te leren luisteren naar anderen en om niet te proberen hen te overtreffen. We worden allemaal geroepen om het evangelie van Christus te verkondigen, en zonder nederigheid vallen onze woorden op de grond.

Laat me jullie een voorbeeld geven wat ik zelf meemaakte. Bij een lunch voor leiders, jaren geleden in New York City, pochte een leidende pastor over een beroemde miljonair die naar zijn kerk kwam. Op een zeker punt mengde ik mij in de conversatie en voegde er aan toe: "O, ja, hij komt ook geregeld naar onze samenkomsten".

Ik schaamde me naderhand zo erg. Gebroken in mijn geest, bad ik: "O, Heer, zal ik nooit leren om op te houden met pochen en mijn mond te houden?"

We hebben allemaal zaadjes van jaloersheid en afgunst in ons. De vraag is: wie onder ons zal dat erkennen?

Een heilige puriteinse prediker, genaamd Thomas Manton, zei van de menselijke neiging naar jaloersheid en afgunst: "We zijn geboren met deze zonde van Adam. We drinken deze in met onze moedermelk". Zo diep zit die zonde in ons.

Zulke zondige zaadjes weerhouden ons ervan ons te verheugen in de zegeningen en prestaties van andere leiders of werkers. Het effect ervan is dat er machtige muren worden opgeworpen tussen ons en onze broeders en zusters: "Gramschap is wreed en toorn is overstelpend, maar wie zal voor jaloersheid bestaan?" (Spreuken 27:4).

Jacobus voegt hieraan toe: "Indien gij echter bittere naijver en zelfzucht in uw hart hebt, beroemt u dan niet en liegt niet tegen de waarheid" (Jacobus 3:14).

Als boodschapper van het evangelie van Christus kan ik eenvoudigweg niet vasthouden aan jaloersheid of afgunst naar iemand toe. Jacobus maakt het duidelijk dat dit me zal hinderen om met geestelijke autoriteit te prediken of te onderwijzen, omdat ik een leugen heb geleefd tegen de waarheid in. In eenvoudige woorden: deze zonde van jaloersheid en afgunst is een bitter vergif. En ik schrijf deze boodschap vandaag omdat de Heilige Geest me de afschuwelijkheid heeft getoond van de zonde in de ogen van de Heer. Als we eraan blijven vasthouden, zal het niet alleen onze geestelijke autoriteit kosten, maar zal het ons ook openen voor demonische activiteit.

In 1 Samuël 18 vinden we David, terugkerend van een gevecht waarin hij de Filistijnen heeft afgeslacht. Toen hij en koning Saul Jeruzalem binnenreden, kwamen de vrouwen van Israël naar buiten om de overwinningen van David te vieren, dansend en zingend: "Saul heeft duizenden overwonnen, en David, tienduizenden".

Saul was gewond door deze vrolijke viering, en dacht bij zichzelf: "Aan David hebben zij tienduizenden gegeven, maar aan mij de duizenden; ook het koningschap zal nog voor hem zijn…" (1 Samuël 18:8).

Onmiddellijk werd Saul verteerd door een geest van jaloersheid en afgunst. In het volgende vers lezen we van het dodelijke effect hiervan op hem: "Sedert die dag sloeg Saul David met wantrouwen gade" (18:9).

Die hele nacht zat Saul te zuchten en had hij medelijden met zichzelf. Hij dacht: "Ik heb zo hard gewerkt, en heb alles opgegeven om deze mensen te dienen. En nu keren ze zich tegen mij, en geven David meer eer en roem. Ze zingen de lof toe aan mijn assistent leider, terwijl ze mij negeren".

Tragisch genoeg gebeurde dit: "Saul bleef een vijand van David zijn leven lang" (18:29).

De realiteit was dat het er niet toe deed hoe luid het volk David toejuichte of eerde. Gods Geest was nog steeds op Saul, en gaf de koning zijn geestelijke autoriteit en zalving, en Israël hield nog steeds van hem. Inderdaad, Saul werd bemind door God, en de belofte van de Heer om voor de man een bestendig huis te bouwen bestond nog steeds.

Had Saul zich voor de Heer vernederd in berouw, en de heftige aanval op zijn ziel van de vijand ingezien, had hij zijn eigen jaloersheid erkend en had hij het uit zijn hart gehaald, dan zou God eerbewijzen op zijn gezalfde dienaars hebben gestapeld. Saul zou niet alleen Israël's eerste koning zijn geworden, maar ook zijn grootste. En de waarheid over David is dat deze loyale aanvoerder met zijn militaire bekwaamheden graag het koninkrijk voor Saul had bevestigd.

Maar Saul kon zichzelf er niet toe brengen om de laagste plaats in te nemen. In plaats daarvan, werd hij door zijn jaloerse geest naar de hoogste plaats gedreven. En wat er de volgende dag gebeurde, behoort ons met heilige vrees te vervullen:

"De volgende morgen greep de boze geest Gods Saul aan, …Saul werd bevreesd voor David, omdat de HERE met hem was, terwijl Hij van Saul geweken was" (1Sam.18:10-12)/

Iedere gemeente, groot of klein, verdient het het Woord van God gepredikt te krijgen met gezag. Maar dat kan gewoonweg niet gebeuren totdat deze zaken van het hart overal rechtgezet zijn met God door zijn dienaren.

God heeft iedereen van ons nodig in deze laatste dagen. En iedere natie heeft iedere geestelijke leider er in nodig, of het nou iemand is die aangesteld is, of gewoon een gelovige, om voort te gaan met echte geestelijke zalving. Eenvoudig gezegd, Christus moet met autoriteit gepredikt worden. En het woord dat ons is gegeven om te prediken is niet ingewikkeld.

Ik belijd aan jullie dat ik op geen enkele manier volledig deze geestelijke autoriteit bezit. Maar, in Zijn liefde en genade, heeft de Heer mij verteld wat ik moet doen om een steeds grotere mate ervan te ontvangen.

Twintig jaar geleden stond ik op de hoek van de 42-ste Straat en Broadway, in het hart van Times Square, biddend dat God daar een kerk zou oprichten op het kruispunt van de wereld. Times Square Church werd op die hoek van die straat geboren, en ieder jaar keer ik terug naar die plek om er met de Heer te praten.

Afgelopen maand, toen ik bijna 75 jaar was, ging ik daar naar terug en stond op precies dezelfde plek waar ik jaren geleden had gestaan. Dit keer vroeg ik de Heer: "Wat zou U willen dat ik de rest van mijn dagen ga doen? Wat moet mijn focus zijn?" Zijn antwoord kwam: "Nadert tot Mij, en Ik zal tot jou naderen" (Jacobus 4:8). Dat was alles.

Dit is nu mijn eerste prioriteit. Ik moet gewoon veel tijd besteden aan het naderen tot de Heer. En ik ben ervan overtuigd dat het gedurende deze tijden van nabijheid zal zijn dat Hij me Zijn hart zal laten zien en dat Hij me dan ook zal laten zien wat in míjn hart zit.

Voor iedere christen betekent naderbij komen: voortdurend gebed, het nooit opgeven, tijd maken voor de Heer, en Hem het belangrijkste werk in ons leven maken.

Het is mijn overtuiging dat als we acht slaan op dit woord, God getrouw alles van ons zal weghalen dat niet is zoals Christus, door Zijn Geest. En Hij zal op Zijn dienaren Zijn geestelijke zalving uitstorten, voor de verkondiging van Zijn Woord met gezag.

Dutch