De aanraking van God

Op het moment dat ik dit schrijf, is er weer een nieuwe bom geëxplodeerd in Israël, waardoor veertien mensen gedood werden. Duizenden Islamieten staan te dringen om zichzelf de eeuwigheid in te blazen, enkel en alleen om de Joden lastig te vallen. Maar de Islam heeft niet alleen de oorlog verklaard aan Israël, maar ook aan het Christendom. Amerika leeft nu in grote angst. We zijn bang voor meer zelfmoordaanslagen, voor biologische wapens, zelfs voor kernbommen. Een rookwolk van dood hangt over het land.

Waar is de kerk, temidden van deze chaos? Het grootste deel van het Christendom ligt in een doodslaap. De kerk is vol van godsdienstige activiteit, maar het is voornamelijk vleselijk. Gods aanwezigheid wordt smartelijk gemist tijdens deze tijd van crisis.

Dit is tragisch, omdat de Heere altijd een oplossing heeft voor een wereld in chaos. Het is een vaak beproefde methode die hij al vele generaties lang heeft gebruikt om zijn dode, afgegleden kerk op te wekken. Hij raakt zijn knechten aan op een bovennatuurlijke manier. Eerst verandert Hij hen. Vervolgens roept Hij hen tot een leven van volledige gehoorzaamheid aan zijn wil. Deze door God aangeraakte dienaren zijn het beste te beschrijven zoals in Psalm 65:4 : ‘Welzalig hij, die Gij verkiest en doet naderen, opdat hij wone in uw voorhoven’.

Kort gezegd zet God zo’n knecht apart. Zijn Geest trekt hem in een intieme gemeenschap. En daar, in de indrukwekkende aanwezigheid van de Heere, spreekt Gods hart tot de knecht. Hij ontvangt een Goddelijke roeping. Plotseling wordt zijn ziel gevuld met een gevoel van dringende noodzaak. Hij komt uit deze gemeenschap met woorden van God. En hij begint te leven met een geestelijke autoriteit.

De Bijbelse geschiedenis vertoont dit patroon telkens weer opnieuw. Keer op keer viel het volk van God af en keerde zich tot de afgoden. Ze namen de heidense gewoontes aan. En elke generatie werd meer verwerpelijk en corrupt. En slechtheid bedroefde en vertoornde God. En hoe keerde ze elke keer toch terug? God riep een godvrezende man, en stelde hem over het volk: een richter, een profeet, een rechtvaardige koning.

Samuel is zo’n voorbeeld. Hij berispte Israël: ‘Zij vergaten de HERE, hun God, en Hij gaf hen over in de macht van…(hun vijanden) … Zij riepen tot de HERE en zeiden: Wij hebben gezondigd, want wij hebben de HERE verlaten … Daarop zond de HERE Jerubbaäl, Barak, Jefta en Samuël, en redde u uit de macht der vijanden die u omringden, zodat gij veilig woondet.’ (1 Samuel 12:9-11).

Zulke door God aangeraakte dienaren werden Gods instrumenten van verlossing. Ze werden bekwaam om de tijden te onderscheiden. En omdat ze Gods hart kenden, gebruikte de Heere hen om zijn boodschap te verkondigen, als zijn orakel. Ze spraken zijn woord tot het volk en tot de omliggende landen.

Er is geen twijfel mogelijk aan Gods aanraking van iemand die verkoren en geroepen is. Zo’n persoon valt op tussen alle anderen. En waarom koos deze Heere nu precies deze knechten? Waarom nam hij Abraham, Mozes, David, en al die anderen om Zijn volk en andere landen weer te herstellen? Zag de Heere iets speciaals in hen?

Nee, deze personen waren geen ‘supermen’. Hun verbroken, gebrekkige levens laten dit duidelijk zien. Noch waren ze simpelweg lang van tevoren uitgekozen om deze dingen te doen. Elk persoon heeft een vrije wil, en kiest ervoor om Gods roep te volgen of te verwerpen.

Kijk eens naar Saul: hij was verkozen door God, aangeraakt door zijn hand, vervuld met zijn Geest. De Heere had een indrukwekkend plan voor Sauls leven. Hij wilde voor hem een ‘eeuwigblijvende troon’ vestigen. Maar Saul liet Gods roeping in de steek. Ondanks zijn Goddelijke zalving rebelleerde hij tegen God. Zijn levenslot was niet eenvoudigweg vastgelegd door Gods verkiezing.

Als God iemand uitkiest voor een bijzondere, verlossende taak, roept Hij deze knecht tweemaal. En de respons van de knecht op deze roeping bepaalt de macht en de intensiteit van Gods aanraking in zijn leven. Eerst is er de roep om te komen. Vervolgens is de roep om uit te gaan. Mozes’ leven vertoont beide soorten van roeping.

Deze roeping trekt ons uit de drukte en sleur van het leven, tot een onwankelbaar streven naar de aanwezigheid van God. Kijk eens naar de ervaring van Mozes. Toen Mozes de leider van Israël werd, was hij plotseling een drukbezet man. Geen enkele gemeente in de wereldgeschiedenis was ooit zo groot of zo hulpbehoevend. Het volk van God telde miljoenen mensen. Het leven van Mozes werd hectisch en hij richtte en diende het volk van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat.

Uiteindelijk greep Jethro, de schoonvader van Mozes, in. Hij waarschuwde Mozes dat hij zichzelf uit zou putten en een last zou worden voor het volk. Jethro adviseerde: ‘Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en God zal met u zijn. Vertegenwoordig gij het volk bij God en breng de zaken voor God… Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare mannen, …, en hen over hen aanstellen … Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u meedragen.’ (Exodus 18: 19-22). Jethro zei, met andere woorden: ‘Jij bent de voorganger, Mozes. Je moet meer tijd doorbrengen met God. Wijs andere mannen aan om te bemiddelen en raad te geven. Ga dan in de eenzaamheid tot God. Zoek zijn aanwezigheid, ervaar zijn Geest, ontvang zijn woord. Dit zou je eerste prioriteit moeten zijn.’

Mozes volgde deze wijze raad op. Hij wees anderen aan als rechters en raadgevers. En hij besloot om Gods roeping om te komen - te gehoorzamen. De Schrift zegt: ‘Toen klom Mozes op tot God.’ (19:3). ‘Toen daalde de HERE neder op de berg Sinai, op de bergtop, en de HERE riep Mozes naar de bergtop, en Mozes klom naar boven.’ (Exodus 19:20).

Mozes hechtte grote waarde aan de aanwezigheid van God in zijn leven. En dit bepaalde de intensiteit van Gods aanraking op zijn leven. Schenk eens aandacht aan de manier waarop de Heere Mozes apart stelde van de andere Israëlieten, om tot Hem te naderen: ‘Het volk nu bleef van verre staan, maar Mozes naderde tot de donkerheid waarin God was.’ (Exodus 20:21).

Mozes is als de gezegende man over wie David zingt: ‘Welzalig hij, die Gij verkiest en doet naderen, opdat hij wone in uw voorhoven.’ (Psalm 65:4). De woorden ‘doet naderen’ betekenen hier: getrokken worden, aangedreven door God om te komen.

Veel Christenen hebben deze roep ervaren, deze Goddelijke aandrang om tot God te komen. De Heilige Geest roept hen vaak tot de berg van intimiteit, en zegt: ‘Ik wil je veranderen, Ik wil jou een grotere zalving geven. Ik wil je dieper en verder inleiden in mijn wezen. Ik wil mijn wegen aan jou onthullen, zoals ik niet eerder gedaan heb.’

Maar niet iedereen die geroepen wordt, beantwoordt deze roep. Daarom raakt God deze personen niet aan met zijn vuur en zalving. Misschien hebben ze in het begin gezegd: ‘Heere, ik zal U gehoorzamen. Ik zal U voortdurend zoeken.’ En voor een tijd sloten ze zichzelf op voor gebed. Maar ze zetten hun hart er niet volledig op om de hele weg van gebed te gaan. Na een tijd begonnen ze te stem van God te negeren, en gingen hun eigen weg. Ze verbraken zijn roeping om tot Hem te komen.

Halverwege is voor veel gelovigen het eindpunt. De Bijbel vertelt ons: ‘Tot Mozes zeide Hij: Klim op tot de HERE, gij en Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël en buigt u van verre neder. Maar Mozes alleen zal tot de HERE naderen, zij echter zullen niet naderen, en het volk zal niet met hem opklimmen.’ (Exodus 24:1-2).

God had een aantal mensen gekozen die Hij wilde aanraken. Hij had machtige plannen voor deze mannen, vooral voor Aäron en zijn zonen. Zij zouden de priesterlijke leiders zijn van het volk. De Heere had Mozes verteld: ‘Ik zal de tent der samenkomst en het altaar heiligen, en Aäron en zijn zonen zal Ik heiligen om voor Mij het priesterambt te bekleden.’ (29:44). Ook had de Heere tegen de oudsten van het volk gezegd: ‘En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk.’ (19:6).

Maar waarom zei God nu tegen deze mannen, recht in hun gezicht: ‘ Jullie moeten me vanaf een afstand dienen. Kom niet dichtbij me. Alleen Mozes zal naar de top van de berg komen.’ (zie 24:1-2). Het feit is, dat God wist welke zonden in de harten van deze mannen leefden. En met deze zonden moest afgerekend worden. Hij wilde hun levens raken. Maar Hij kon dat niet doen, zolang ze probeerden hun zonden te verbergen.

Daarom liet God hen slechts tot halverwege de berg komen. Maar toch verscheen Hij ook hier voor hen op een bovennatuurlijke manier, als een donkere wolk. ‘En zij zagen de God van Israël en het was alsof onder zijn voeten een plaveisel lag van lazuur, als de hemel zelf in klaarheid.’ (Exodus 24:10). Deze mannen stonden in de ongelooflijke, onthullende aanwezigheid van God. Ze aten er zelfs en dronken er, aan een tafel in zijn aanwezigheid. Maar ze waren nog steeds op een grote afstand van Hem.

De oudsten van Israël werden blootgesteld aan de volledige, alles verbrekende heiligheid van God. Het was alsof Hij zei: ‘ Zonde houdt jullie hart gevangen. En het verhindert jullie te komen tot de volledige openbaring, die Ik jullie wil geven. Jullie lust heeft de overmacht, en het berooft jullie van een intieme gemeenschap met Mij. Jullie kunnen niet dichtbij me komen, zolang je de zonde nog verbergt.

Probeer je deze mannen eens voor te stellen, toen ze deze woorden hoorden:

  • Aäron kreeg dit te horen van God: ‘Ik zal je wijden tot hogepriester. Ik zal je kleden in purper en goud. En ik zal je voor Israël stellen tot een voorbeeld.’ Maar Aärons hart was bevuild door jaloezie op Mozes. Bovendien had hij mensenvrees, en sloeg meer acht op de mening van de mensen dan op de wil van God.
  • God vertelde Nadab en Abihu dat Hij zijn heiligheid aan het zou tonen. Maar deze twee mannen waren verhard in een verslaving aan overspel. Ze hadden absoluut geen godsvreze. Nu sprak de Heere tot hen: ‘Ik ben een genadige God. Mijn wens is dat, wanneer je in mijn aanwezigheid komt, je jezelf zult laten breken.’
  • God had de zeventig oudsten verteld dat Hij hen wilde verhogen voor de hele wereld. Maar deze zelfde mannen weigerden om onder de autoriteit van iemand te staan. Ze vonden zichzelf minstens zo talentvol en heilig als Mozes (dit veroorzaakte later nog eens een golf van rebellie). Maar God riep hen tot Zich. Hij wilde hen van hun dodelijke trots af helpen.

De Heere wilde al deze mannen gebruiken. Hij wilde dat ze verbroken werden, zodat Hij ze op een hoger niveau kon leiden. Daarom gaf Hij hen een ongelooflijk genadevolle oproep: om te komen.

Saul ontving een zelfde soort genadevolle oproep. Het hart van deze man was gebonden door demonische machten. Hij was Rama binnen gemarcheerd om David te vermoorden. Maar de Heilige Geest stopte Saul. De hele nacht lang lag de koning in de aanwezigheid van God, verslagen. Maar zelfs deze genadige, bovennatuurlijke tussenkomst veranderde Sauls hart niet.

De leiders van Israël zaten ook op zo’n zijweg. Ze waren halverwege de berg, halverwege naar de aanraking van God, halverwege op weg naar zijn allesoverheersende aanwezigheid. ‘En Mozes klom op met Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van de oudsten van Israël…. Maar tot de vooraanstaanden der Israëlieten strekte Hij zijn hand niet uit.’ (Exodus 24:9-11). Let eens op het laatste vers: de Heere veroordeelde hen niet. Eigenlijk verdiende deze mannen het om verloren te gaan, vanwege hun zonden. Maar Gods enige wens was om hen te verlossen.

Vervolgens lezen we, ‘Toen stond Mozes op met zijn dienaar Jozua, en Mozes besteeg de berg Gods. Maar tot de oudsten zeide hij: Wacht hier op ons, totdat wij bij u terugkeren.’ (Exodus 24:13-14). De oudsten moesten achterblijven en wachten op de terugkeer van Mozes. Maar bijna onmiddellijk werd hun hart naar beneden getrokken, naar het kamp van de Israëlieten. Al snel waren ze niet meer bereid om op de Heere te wachten.

Ik stel me zo voor dat Nadab en Abihu de eersten waren om dit kamp halverwege de berghelling te verlaten. Ze konden niet wachten om terug te keren naar de rusteloze menigte en hun eigen, door lust beheerste wegen. Dus volgden ze de roepstem van hun vlees. Ondanks de verschijning van God aan hen in de donkere wolk, ondanks dat ze gegeten en gedronken hadden in zijn aanwezigheid, verlieten ze die plaats zonder te zijn aangeraakt.

Deze twee mannen vertegenwoordigen de Christelijke leiders van vandaag, die zich ongestoord bezighouden met hun lust, pornografie, overspel. Ze zijn zo verhard door hun zonde, dat niets ze kan bereiken. Ze wijzen elke genade-roep van de Heilige Geest af, elke overtuigende boodschap van zijn profeten, elke ontmoeting met de Heere zelf. Ze verhinderen al zijn pogingen om hen te verlossen.

De volgende mannen die verleid werden waren Aäron en de andere vrome leiders. De een na de ander fluisterden ze: ‘We weten niet wat er gebeurd is met Mozes. Misschien heeft hij ons wel in de steek gelaten. Al snel werd dit ongelovige idee door alle oudsten herhaald en overgenomen. Dit waren mannen die God geroepen had tot een leven van gebed en gemeenschap. Maar nu, één voor één, verlieten ze zijn aanwezigheid, onaangeraakt. Ze bekeerden zich niet, gaven zich niet over aan zijn heiligheid. In plaats daarvan keerden ze terug tot een godsdienst van ellendig vlees.

Maar, wat hogerop de berg, ervoer Mozes de aanraking van God ten volle. Hoe is dat mogelijk? Hij was gehoorzaam aan de stem van de Heere. Hij had zijn roep om te komen opgevolgd: ‘De HERE zeide tot Mozes: Klim op tot Mij, de berg op, en blijf daar,’ (Exodus 24:12). God zei, met andere woorden: ‘Kom naar Mij toe, en wees er voor Mij.’

Zes dagen lang wachtte Mozes buiten de wolk van heerlijkheid. Ik geloof dat tijdens deze zes dagen de oudsten de berg verlieten. Ze waren overtuigd dat God hen niets meer te zeggen had. Maar Mozes gehoorzaamde God en wachtte. Dan lezen we: ‘Op de zevende dag riep Hij tot Mozes midden uit de wolk…. Mozes ging de wolk in en besteeg de berg. En hij bleef op de berg veertig dagen en veertig nachten.’ (Exodus 24: 16-18).

Mozes ontving een ongelooflijke openbaring van de Heere tijdens deze veertig dagen. En net zoals God toen Mozes riep, zo roept Hij ook vandaag zijn knechten nog de berg op. De Geest dringt op ons aan om te komen tot een plaats hoger en dieper in de Heere dan we ooit eerder geweest zijn. Hij roept ons tot gemeenschap, tot intimiteit, om van gezicht tot gezicht met Hem te spreken, zoals Mozes deed.

Ja, de Heere heeft ons hetzelfde gebod gegeven om op Hem te wachten: ‘U verwacht ik de ganse dag,’ (Psalm 25:5). ‘maar wie de HERE verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat.’ (Jesaja 40:31). ‘…en dat zij die Mij verwachten, niet beschaamd worden’ (Jesaja 49:23). Tekst na tekst roept ons op om te wachten op de Heere. Maar hoeveel van ons keren al snel weer terug tot hun oude wegen? Hoeveel van ons worden teruggetrokken door ons vlees, tot een dode vorm van godsdienst?

De Heilige Geest sprak dit in mijn hart: ‘David, zij die op Mij wachten, zijn mijn voedsel. Hun rustige aanbidding, hun wachten om mijn stem te horen, zijn mijn voedsel.’ Zulke door God aangeraakte knechten zijn vastbesloten: ‘Ik zal wachten op de Heere. Ik zal met niets anders tevreden zijn dan echte, nabije gemeenschap met Hem. Het kan me niet schelen wat anderen doen in hun leven. Ik wil dat God me meeneemt naar plaatsen in Hem, waar anderen weigeren te gaan.’

‘Mozes nu nam een tent en spande haar voor zich uit buiten de legerplaats, ver van de legerplaats, en noemde haar: tent der samenkomst. Ieder, die de HERE zocht, ging uit naar de tent der samenkomst, die buiten de legerplaats was.’ (Exodus 33:7).

Dit was nog niet de tabernakel, die was nog niet gemaakt. Deze tent was de ‘tent van samenkomst/ontmoeting’. Voor Mozes diende het als een plaats van gebed, waar hij in alle rust de Heere kon ontmoeten. En waarom plaatste Mozes deze tent dan zo ver buiten het kamp? Dat deed hij omdat Israël zichzelf had bevuild met zonden. Ze hadden Gods gezag afgewezen. En in plaats daarvan hadden ze zich gekeerd tot allerlei slechte zaken: afgodendienst, sensualiteit, overspel, naaktheid.

God had eindelijk zijn aanwezigheid van Israël weggenomen. Hij had gezegd: ‘Ik kan niet wandelen te midden van een bevuild volk. Jullie zijn een koppig, eigenwijs volk, en je verdient het om vernietigd te worden. Nu,leg al je sieraden af, en stop met die smerige trotse houding van je. Dan zal ik beslissen wat ik met jullie zal doen.’ (zie Ex. 33:5).

Er hing een doodse sfeer in het kamp. God had de wolk van vuur weggenomen, en zijn aanwezigheid was nergens meer te bemerken. Ook vandaag hangt er een doodse sfeer over kerken waar God zijn aanwezigheid heeft weggenomen. Het maakt niet uit hoe luid de gemeente ook zingt, welke nieuwe methode van aanbidding geïntroduceerd wordt, of hoe ijverig de voorganger probeert in te spelen op de emoties van de mensen. De plaats is dood, leeg van de aanwezigheid van God. De preken zijn levenloos, en missen alle overtuigingskracht. En de schapen worden hongerig en onverzadigd gelaten.

Mozes wist dat alleen de aanwezigheid van God leven brengt. Dus ging hij voortdurend naar de tent van samenkomst, om te bidden: ‘Heere, er is maar één ding wat Israël anders maakt dan alle andere volken: Uw aanwezigheid. Zonder U zijn we niets beter dan alle heidenen. We staan machteloos tegenover onze vijanden. Als we U niet hebben, hebben we geen reden om te bestaan. We zouden net zo goed nu op kunnen geven. Ik zal niet verder gaan zonder U.’

De Heere zei tegen Mozes dat Hij niet terug zou komen naar het bevuilde kamp. Maar Hij wilde nog wel een engel zenden om Israël te leiden: ‘Maar ga nu heen, leid het volk naar de plaats waarvan Ik u gesproken heb; zie, mijn engel zal voor u uit gaan,’ (Exodus 32:34). Hij beloofde: ‘Ik zal een engel voor uw aangezicht zenden en verdrijven de Kanaäniet, de Amoriet, de Hethiet, de Perizziet, de Chiwwiet en de Jebusiet, naar een land, vloeiende van melk en honig. Want Ik zal in uw midden niet optrekken, daar gij een hardnekkig volk zijt, opdat Ik u niet onderweg vertere.’ (Exodus 33:2-3).

Ik moest dit laatste vers een aantal keren lezen voordat ik begreep wat God hier te zeggen had. In het kort zei Hij: ‘Ga verder, reis voort, vecht je oorlogen uit. Je zult je vijanden verslaan. Je zult huizen krijgen, wijngaarden en bezittingen. Ik zal al mijn beloftes aan jullie houden. Maar Ik zal zelf niet meer met jullie meegaan.’

Deze tekst verklaart wat er gebeurd is met de kerk van God tegenwoordig. Ontelbare voorgangers en gemeentes zijn verder getrokken zonder Gods aanwezigheid. Ze bouwen grote kerken, trekken veel mensen aan, en verzamelen heel veel geld. Sommigen werpen zelfs duivels uit, of genezen zieken. Maar de Heere zelf is niet in hun midden. De duidelijke aanwezigheid van Christus is niet te vinden onder hen.

Jezus voorspelde dat deze dingen zouden gebeuren in de laatste dagen. Voorgangers, gedreven door hun vlees, zouden grote dingen doen, en zich niet druk maken over Gods afwezigheid. Ze zijn slechts gericht op het betalen van hun rekeningen en het aantrekken van meer en meer bezoekers van hun diensten. Sommige voorgangers zijn zelfs bang voor de aanwezigheid van God. Ze willen niet dat gemeenteleiders, die hen een bezoek brengen, in hun kerk preken, omdat ze bang zijn dat een overtuigende boodschap hun gemeenteleden weg zal drijven.

God zegt in deze teksten: ‘Ga door, je zult alle welvaart krijgen die je kunt wensen. Maar wees gereed voor mijn woede, die elk moment over jullie kan uitbreken. Jullie vleselijke bezigheden en ontwijding hebben mijn aanwezigheid verdreven.’

Een ware herder van God heeft slechts een alles overheersende zorg: ‘Is de Heere met ons? Is zijn aanwezigheid in ons midden?’

Gods aanwezigheid zal niet terugkeren tot een gemeente, totdat de voorganger en de mensen alle zonden achter zich laten. Ze moeten afstand doen van al hun lusten en zichzelf apart zetten om zuiverheid van hart te verkrijgen.

Israël was helemaal bevuild, ontheiligd, inclusief Aäron en de priesters. Dus verliet Mozes het kamp, en plaatste zichzelf in een aparte plaats, met de Heere. Onmiddellijk vervulde de aanwezigheid van God de tent: ‘Zodra Mozes in de tent kwam, daalde de wolkkolom neer en bleef staan aan de ingang van de tent, en Hij sprak met Mozes…. En de HERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend;’ (Exodus 33:9-11).

Mozes is een lichtend voorbeeld van wat we moeten doen om Gods alles overweldigende aanwezigheid terug te brengen in onze gemeente. Ten eerste moet de voorganger zichzelf van de wereld afscheiden door zich aan God toe te wijden en door zichzelf op te sluiten om voorbede te doen. Vervolgens moet de gemeente zich heiligen, en hun voorganger volgen, waarbij ze afstand doen van al hun zonden. Een geest van berouw zal het nieuwe kamp gaan overheersen. Al snel zal ware, zuivere aanbidding doorbreken onder hen. En de mensen zullen weten dat de Heere teruggekeerd is.

Dit is de enige manier om Gods aanwezigheid terug te brengen: door te weigeren om in de plaats van zonde te blijven. Je kunt zeggen: ‘Dat is Oude Testament-theologie. Je kunt het niet toepassen in het Nieuwe Testament.’ Maar Paulus waarschuwt ons duidelijk: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? Zo iemand Gods tempel schendt, God zal hem schenden. Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig!’ (1 Kor. 3:16-17).

God zegt ons, met andere woorden: ‘Zuiver jezelf van al je lusten: pornografie, begerigheid, overspel. Keer je af van de bitterheid die binnen in je groeit. Scheidt jezelf af van de plaats van zonde.’ Dit idee van ‘afscheiden’ klinkt misschien niet als gebruikelijke christelijke godsdienst. Een gebruikelijk leven met Jezus betekent tegenwoordig een hoofdstuk in de Bijbel lezen, bidden op weg naar je werk, en op zondag naar de kerk gaan. Maar geliefden, we leven niet in een gebruikelijke tijd. God roept zijn mensen vandaag op tot radicaal christendom.

Op dit moment staan er duizenden moslims in de rij te bedelen: ‘Laat mij sterven voor mijn geloof!’ Ze bidden zesmaal per dag, toegewijd. Tegelijkertijd zitten tienduizenden Amerikaanse christenen lui voor hun televisie alle mogelijke vuiligheid in te drinken. Zoals ik al eerder zei: onze maatschappij zit heel dicht bij het moment dat er meer verwoesting zal plaatsvinden. We bibberen bij de gedachte aan een volgende terroristische aanslag. Maar het christendom dat de wereld ziet is zwak, machteloos, verzadigd van zonde, gebedsloos.

Er is een bovennatuurlijke tussenkomst van Gods aanwezigheid voor zijn kerk nodig om weer levend te worden. En dat betekent dat zijn mensen radicaal zullen moeten worden. God vraagt je niet om zesmaal per dag te bidden, of om wekenlang te vasten. Hij wil alleen maar gemeenschap met je.

De Heere vraagt je of je Hem wil ontmoeten op de berg. Hij wil dat je naar Hem toe komt, de berg op, en dat je weggaat van alles dat je vuil kan maken. Zijn grote wens is dat de plaats die je in zijn hart hebt, nog groter wordt en de band met Hem inniger. Zo reageert Hij op een wereld in crisis. Hij zorgt ervoor dat zijn knechten Hem meer serieus gaan nemen dan ooit tevoren. En Hij vervult hen met zijn aanwezigheid. Dan zal de grote mensenmassa zien en weten dat Jezus Christus Heer is.

Dutch