De bediening van het gadeslaan van Zijn gezicht
Iedere Christen is geroepen tot bediening. De Bijbel maakt dat zeer duidelijk. Paulus schrijft: “Daarom, nu wij (allen) deze bediening hebben….(2 Corinthe 4:1).”
Maar toch is de opvatting van de meeste Christenen vandaag over bediening niet erg bijbels. We zien bediening vaak als iets dat alleen gedaan wordt door daartoe aangestelde predikers of zendelingen. We denken bij geestelijken aan afgestudeerden van het seminarium die mensen in de huwelijkse staat verenigen en die begrafenissen moeten doen, kerken bouwen, de zangdienst leiden en leerstellingen leren. We zien hen als geestelijke dokters die de geestelijke wonden van de zieken en lijdenden moeten verzorgen.
God beoordeelt bediening niet op dezelfde manier als wij dat doen. De meesten van ons beoordelen bediening op zijn grootte of op zijn effectiviteit, door het aantal goede werken die zijn verricht. Maar in God’s ogen gaat het niet om hoe effectief een bediening is, of hoe groot een kerk wordt, of hoe veel mensen bereikt worden.
Natuurlijk hebben veel leiders in de kerk ongelooflijke dingen gedaan door hun bedieningen. Begiftigde mannen en vrouwen hebben mega-kerken gebouwd, instituten en scholen opgericht, en grote massa’s mensen bereikt met het evangelie. Maar sommige van deze zeer getalenteerde mensen hadden zwarte harten terwijl ze hun bediening vervulden. Verleiders, hoerenlopers, dronkaards, homoseksuelen – allen hebben hun gave gebruikt om vele dingen in de kerk te bereiken.
Ik dank God voor iedere rechtvaardige dienaar die een bediening heeft opgebouwd en gevestigd door goede werken. Van kaft tot kaft roept de Bijbel ons op om je bediening te richten op de kwetsuren en behoeften van de mensen. Maar het probleem is dat vele Christenen bediening zien als iets dat we doen, een werk dat we op ons moeten nemen, en niet als iets dat we zijn, of zullen worden.
Paulus spreekt van een zekere bediening waar iedere Christen toe geroepen is. Deze bediening vereist geen speciale gaven of talenten. Deze moet daarentegen vervuld worden door iedereen die wederom geboren is, zowel door gerespecteerde geestelijken als ook door gewone mensen. In feite is deze bediening de eerste roeping van iedere gelovige. Alle andere inspanningen moeten hieruit voortvloeien. Geen bediening kan aangenaam zijn voor God tenzij die geboren is uit deze roeping.
Ik spreek over de bediening van het gadeslaan van het gezicht van Christus. Paulus zegt: “En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, (zoals in een spiegel) de heerlijkheid des Heren weerspiegelen (2 Corinthe 3:18).
Wat betekent het om de glorie van de Heer te weerspiegelen? Paulus spreekt hier over toegewijde, gefocuste aanbidding. Het is tijd die aan God wordt gegeven eenvoudigweg om Hem gadeteslaan. En de apostel voegt er snel aan toe: “Daarom, nu wij deze bediening hebben (2 Corinthe 4:1)”. Paulus maakt het duidelijk dat de bediening om zijn aangezicht gadeteslaan een bediening is waar we ons allemaal aan moeten wijden.
Het Griekse woord voor “gadeslaan” in dit vers is een erg sterke uitdrukking. Het geeft niet alleen aan dat er een blik wordt geworpen, maar ook dat “de blik wordt gefixeerd”. Het betekent dat je beslist: “Ik zal niet uit deze positie vertrekken. Voordat ik iets anders doe, voordat ik probeer iets te bereiken, moet ik in de tegenwoordigheid van God zijn”.
Vele Christenen begrijpen de zin: “met een aangezicht waarop geen bedekking meer is” niet goed. Zij denken aan een spiegel, met het gezicht van Jezus naar hun terugreflecterend. Maar dat is niet wat Paulus hier bedoeld. Hij spreekt over een intens gefocuste blik, zoals op een ernstige manier door een glas kijken om duidelijker te kunnen zien”. We moeten op deze manier onze ogen richten, vastbesloten om Gods glorie te zien in het gezicht van Christus. We moeten ons zelf opsluiten in het Heilige der Heilige, met maar één obsessie: zo aandachtig gadeteslaan, en met zoveel toewijding te communiceren, dat we veranderd worden.
Wat gebeurt er als een gelovige het gezicht van Christus aanschouwd? Paulus schrijft: “En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is (2 Corinthe 3:18)”.
Het Griekse woord hier voor “veranderd” hier is “een metamorfose ondergaan hebben”. Er vindt een transfiguratie plaats. Die persoon verandert continu in de gelijkenis en het karakter van Jezus.
Misschien kom je vaak in de tegenwoordigheid van de Heer. Maar toch voel je niet dat je verandert in de tijd die je met Hem doorbrengt. Maar ik zeg je, je kunt weten dat er een metamorfose plaats vindt. Iets is echt aan het gebeuren, omdat niemand continu de glorie van Christus kan gadeslaan zonder daarbij getransformeerd te worden.
Denk daarbij aan de laatste zin in de verklaring van Paulus: “En wij allen …. veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is (2 Corinthe 3:18). De Heilige Geest doet het werk van ons te transfigureren. Merk op het vers dat aan dit voorafgaat: “De Here nu is de Geest; en waar de Geest des Heren is, is vrijheid (2 Corinthe 3:17)”.
Zie je wat Paulus hier zegt? Hij zegt ons: “Wanneer je naar het gezicht van Christus kijkt, dan is er vrijheid om veranderd te worden”. Door in Zijn tegenwoordigheid te zijn, geven we de Geest de vrijheid om over onze levens te regeren, om met ons te doen zoals Hij zou willen. Het is een handeling van onderwerping die zegt: “Heer, mijn wil is de Uwe. Wat het ook moge koste, verander me in de gelijkenis van Jezus”.
Het eerste ding dat we zien als we de Heer gadeslaan, is hoe onchristelijk wij zelf zijn. Het doet er niet toe hoe rechtvaardig we denken dat we zelf misschien zijn. De Geest vertelt ons hoeveel van Gods glorie we nog te kort komen, hoezeer we nog op ons zelf vertrouwen, hoe zeer we ons nog in het vlees aan het inspannen zijn.
Maar, als we Christus gadeslaan, begint er een spontaan werk. We zien dat Hij voor ons heeft volbracht dat we volkomen in Hem gerechtvaardigd zijn. En we hoeven ons nooit in te spannen of te transpireren of te smeken om heilig te zijn. Inderdaad, we worden veranderd – niet door iets wat we doen, maar door het werk van de Geest. De Heilige Geest is in ons het glorieuze proces van transfiguratie begonnen.
Nu is alles volbracht “door het Verbond, door Zijn Geest”. Onze plicht is eenvoudig om vaak in Zijn tegenwoordigheid te komen, onze blik op Hem te richten en in Zijn tegenwoordigheid te blijven. En we moeten ons vertrouwen in Hem stellen als de Schepper én Volbrenger van ons geloof. Door Zijn Geest zal Hij ons continu veranderen in de gelijkenis van Christus Zelf.
Vele Christenen belijden dat ze met de Heilige Geest zijn vervuld. Maar ik geloof dat er een test is die bewijst of de Heilige Geest regeert over je leven. De test is deze: er zal steeds meer een toename zijn van het karakter van Christus in jou.
Als de Geest in volle controle is, zal deze toename niet in vlagen komen. Je zult geen tegenslagen of terugtrekken ervaren van Zijn tegenwoordigheid. In plaats daarvan zul je een continue toename van verandering zien. En de toename zal niet alleen komen door crises of beproevingen. Het zal alsmaar doorgaan, want de veranderingen die door Gods Geest tot stand worden gebracht gaan continu door. Er is niet zoiets als stagnerende groei in het werk van de Geest.
Toch komt transfiguratie in de eerste plaats door onze beproevingen en door ons lijden. Paulus zegt: “Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, zodat de kracht, die alles te boven gaat, van God is en niet van ons (2 Corinthe 4:7)”. Je kunt je afvragen: hoe kunnen onze breekbare vaten de glorie van het karakter van Christus bevatten en er meer en meer van getuigen? Vooral wanneer we het zwaar te verduren hebben?
We kunnen niet weten hoe de Geest ons zal veranderen. We weten niet welke methoden Hij zal verkiezen te gebruiken in ons leven. Maar we kunnen dit weten: alle ellende en al het lijden is bedoeld om verandering teweeg te brengen.
Toen Gwen en ik eerst hoorden over de terminale hersentumor van onze kleindochter Tiffany, dachten we dat onze dochter Debbie een breekbaar vat van klei zou zijn. We vroegen ons af: “Hoe zal ze dit ooit kunnen doorstaan? Ze is zo kwetsbaar”. Maar Debbie was een rots door alles heen. Iedereen in ons gezin zag de kracht van God in haar gemanifesteerd.
Waar vond Debbie haar kracht? Gedurende maanden had ze naar het gezicht van Jezus gekeken door de door God geïnspireerde geschriften van Madame Guyon en van Amy Carmichael. Debbie had me verteld toen ze de boeken begon te lezen: “Vader, ik wil gewoon Jezus beter leren kennen”.
Ze had die maanden doorgebracht geconcentreerd alleen op de Heer en Hem bekeken en bestudeerd. En de Heilige Geest had verandering in haar teweeg gebracht die naar de wereld uitstraalde. Hij had haar getransfigureerd. We zagen allemaal diezelfde kracht in Debbies echtgenoot, Roger. Hun geloof, vertrouwen en rust in Jezus was een machtige bediening tijdens hun ergste beproeving.
Niemand op deze wereld kan je in de bediening plaatsen. Je kunt misschien door een seminarium een diploma verkrijgen, door een bisschop worden aangesteld, of door een denominatie worden benoemd. Maar Paulus openbaart de enige bron van iedere echte roeping tot bediening: “Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft (1 Timótheüs 1:12)”.
Wat bedoelt Paulus hier, als hij zegt dat Jezus hem de kracht gaf en hem getrouw heeft geacht? Denk eens terug aan de bekering van de apostel. Drie dagen na die gebeurtenis plaatste Christus hem in de bediening – in het bijzonder, de bediening van het lijden: “want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam (Handelingen 9:16)”.
Dit is precies de bediening waar Paul het over heeft als hij zegt: “Daarom, nu wij deze bediening hebben….. (2 Corinthe 4:1)”. Hij gaat door met te zeggen: “….. en aangezien we barmhartigheid hebben verkregen, verliezen wij de moed niet”. Hij praat over de bediening van het lijden. En hij maakt duidelijk dat het een bediening is die we allemaal hebben.
Paulus zegt ons dat Jezus hem een belofte gaf voor deze bediening. Christus beloofde dat Hij hem trouw zou bewijzen en hem voldoende kracht zou geven in al zijn beproevingen. Het Griekse woord voor “kracht geven” betekent een voortdurende stroom van kracht. Paulus verklaart: “Jezus beloofde dat Hij me meer dan voldoende kracht zou geven voor de reis. Hij stelt me in staat om getrouw te blijven in deze bediening. Dankzij Hem zal ik niet verflauwen of toegeven. Ik zal eruit te voorschijn komen met een goede getuigenis”.
Laat me je vragen: wat zag Paulus als zijn meest belangrijke roeping in zijn bediening? Was het zijn overredende manier van prediken? Zijn diepe onderwijs? Nee. Paulus zei van zichzelf dat hij geen goede spreker was. Hij zei dat hij preekte terwijl hij zich zwak voelde, en trilde van angst. En zelfs Petrus zei dat Paulus dingen schreef die moeilijk te begrijpen waren (zie 2 Petrus 3:15-16).
Maar Paulus had nu geleerd al zijn wereldse training en aardse wijsheid terzijde te schuiven. Hij wist dat zijn bediening niet lag in het prediken of in het genezen van de zieken, of in het feit dat hij zo briljant was. Paulus bediening lag in het uitstralen van Christus, dat in hem was teweeggebracht door heel erg lijden. De grote apostel maakte grote indruk op zijn tijd en maakt nog steeds indruk op onze tijd, door de manier waarop hij reageerde op zijn beproevingen.
Paulus sprak vaak over “Christus in mij”. Hiermee bedoelde hij: “Je ziet een menselijk wezen voor je staan. Maar God heeft me door zeer grote beproevingen geleid, en die beproevingen hebben in mij het karakter van Christus voortgebracht. Dat is hetgeen je aan mij kunt zien. Alleen Hij die getrouw mij kracht geeft kan dit in iemand teweegbrengen. Alleen Hij kan aan zijn dienaren een lied en een goed getuigenis geven temidden van iedere beproeving”.
Dit is de manier waarop Paulus zijn bediening opsomt: “In alles zijn wij in de druk, doch niet in het nauw; om raad verlegen, doch niet radeloos; vervolgd, doch niet verlaten; ter aarde geworpen, doch niet verloren; te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare (2 Corinthe 4:8-10)”.
Paulus was niet anders dan andere mensen. Hij wist uit de eerste hand wat het betekende om wanhopig te zijn. Hij had te maken met moeilijke tijden waarvan hij dacht dat hij ze nooit zou overleven. Hij getuigt: “Want wij willen u niet onkundig laten, broeders, van de verdrukking, die ons in Asia overkomen is: bovenmate en boven vermogen hebben wij een zware last te dragen gehad, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten; ja, voor eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen, opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen, maar op God, die de doden opwekt. En Hij heeft ons uit zulk een groot doodsgevaar verlost en zal ons verlossen: op Hem hebben wij onze hoop gevestigd, dat Hij ons ook verder verlossen zal (2 Corinthe 1:8-10)”.
Begrijp je wat Paulus hier zegt? Hij zegt ons: “wij hebben een zware last te dragen gehad bovenmate en boven vermogen. En we konden het totaal niet begrijpen. We kwamen op het punt dat we dachten dat het allemaal over was”.
Dit was de meest moeilijke tijd van Paulus. Hij staarde de dood in de ogen. Maar op dat moment herinnerde Paulus zich zijn bediening en roeping. Hij herinnerde zich: De hele wereld kijkt naar me. Ik heb vele preken gepreekt over Gods macht om zijn dienaren te bewaren. Nu zit iedereen te kijken of ik dat geloof.
Paulus stond nogmaals op om zijn leven neer te leggen. Hij riep uit: “Of ik leef of sterf, ik ben van de Heer! Ik vertrouw op God, die de doden doet opstaan”.
Naderhand vertelt Paulus de Corinthiese kerk: “Jullie gebeden hebben ons er door heen geholpen. Jullie stelden ons in staat er door heen te komen met een overwinningslied”. Hij schrijft: “terwijl ook gij ons te hulp komt met uw voorbede, opdat uit veler mond voor de genade, ons geschonken, veelvuldig dank gebracht worde voor ons (2 Corinthe 1:11)”.
Ik kan dit niet genoeg benadrukken: we kunnen nooit de zaak van het bidden voor onze broeders en zusters in nood als niet zo belangrijk zien. Paulus zegt dat de gebeden van de Corinthiërs een gift voor hem waren. Ze waren kostbaarder dan geld, of woorden, of luxe, of zelfs dan goede daden van liefde.
Onze familie kent die dankbaarheid voor de gebeden van anderen. Gedurende 30 dagen lag onze kleindochter Tiffany te sterven in ons huis. Het was de moeilijkste tijd van ons leven. We kenden de betekenis van de getuigenis van Paulus: plotselinge moeilijkheden waren ons overkomen, en we werden boven vermogen verzocht en we stonden tegenover een beproeving die we nooit menselijkerwijze konden begrijpen.
In het laatste uur, toen Tiffany haar laatste adem uitblies, verzamelden we ons rond het bed, terwijl we elkaars hand vasthielden en zongen: “God is zo goed”. In die momenten voelden we de macht van het gebed van Gods heiligen. Het was net zo tastbaar voor ons als de handen die we van elkaar vasthielden.
Onze familie kan volmondig getuigen dat we ondersteund werden door de gebeden van hen die voor ons baden. En, zoals Paulus, kunnen we zeggen tegen allen die baden: “Jullie hielpen zozeer door jullie gebeden voor ons. Jullie gaven ons de gift die ons hielp om God te roemen in ons meest moeilijke uur. We werden niet verpletterd door onze beproeving. We kwamen er door heen”.
Ik ben ervan overtuigd dat Paulus het over onze tijd had toen hij aan Timótheüs schreef: Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap: verkondig het woord, dring erop aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting. Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren. Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle (2 Timótheüs 4:1-5)”.
Paulus zei tegen Timótheüs: “De mensen zullen zo overgeleverd zijn aan hun lusten, dat ze geen gezonde leer meer kunnen verdragen. Maar blijf het Woord prediken. Vermaning is nodig. Dus, bestraf de ongehoorzame, en spoor iedereen aan goed te doen”.
We moeten doorgaan met krachtige prediking, gezond onderwijs en door God geïnspireerde vermaning. Maar spoedig zal de wereld er niets over willen horen. De mensheid zal zo geobsedeerd worden door pleziertjes en lusten, dat ze de kerk volledig negeren. Prediking en onderwijs zullen totaal geen indruk maken op een bedwelmde maatschappij.
In feite geloof ik dat we op de gehele wereld al tot dit punt zijn gekomen. De kerken die alleen nog maar kerken in naam zijn, zijn totaal irrelevant geworden. Ze maken geen indruk meer op een volk, zelfs niet op individuen in vele gevallen. Ik vraag u, welke bediening zal een wereld bereiken die gek is geworden?
Dank God, er is nog steeds een bediening die atheïsten, moslims en ongelovigen van allerlei soort aanspreekt. Het is de uitstraling van Christus door het diepe, harde lijden in het leven van gelovigen. Gedurende eeuwen is dit de meest krachtige getuigenis geweest van Gods volk. Gelovigen zijn door elkaar geschut en gehaald door ziekte, vervolging en lijden van allerlei soort. En door dit alles heen was het de uitstraling van Christus die hen om hen aanraakte.
Kijk nauwkeurig naar de vermaningen van Paulus in deze passage: • Blijf gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden (2 Timótheüs 4:5). Hij zegt: “Een wereld van ongelovigen slaat je gade. Dus pas op hoe je reageert in je tijden van beproeving. Sta niet toe dat je beproevingen je doen verpletteren tot een mokkende, ontrouwe klager. Je zou ieder woord dat je ooit hebt gesproken over Gods trouw in diskrediet brengen”.
- Doe het werk van een evangelist” (4:5). Toen ik nog een jonge voorganger was, kon ik niet begrijpen waarom ik niet gewoon door de gangen van een ziekenhuis kon lopen, in geloof bidden en zien dat er wonderen van genezing plaats vinden. Ik dacht: “wat zou dat een getuigenis zijn. Iedere twijfelaar zou overtuigd worden als hij zag dat patiënten opstaan uit hun bed”.
Sindsdien heb ik geleerd dat dit waarschijnlijk niet de meest effectieve manier is van evangelisatie. Denk er eens over na. Wie maakt de grootste indruk op degenen die om hem heen zijn: de glimlachende, gezonde Christen die een kamer van een ongelovige binnenloopt en predikt, vermaant en met de gezonde leer aankomt, of de nederige Christen verderop in de gang die aan het herstellen is van een dubbele borstamputatie? Deze vrouw is nooit zonder pijn. Toch heeft ze geen angst. Ze glimlacht tegen de verpleegsters en doet de kamer helderder schijnen door haar innerlijke rust. Zelfs de meest cynische, ongelovige dokter is nieuwsgierig naar deze vrouw die zoveel rust uitstraalt. Hij ziet haar lijden, maar toch wordt hij tot haar aangetrokken, omdat hij wil weten waar ze die rust vandaan haalt.
Ik zit de ziekenhuis-bediening niet naar beneden te halen. Het is een hoge roeping, en een zeer belangrijk werk dat ieder lichaam van gelovigen moet ondernemen. Maar ik kan u uit de eerste hand vertellen wat de meeste indruk maakte in ons huis tijdens de laatste dagen van Tiffany. Een klusjesman kwam vaak in ons huis werken gedurende die tijd. Hij wist dat onze kleindochter aan het sterven was. Na drie weken vertelde hij zijn vrouw: “Er is iets met deze mensen. Ik zie ze soms huilen, maar ik kan niet begrijpen dat ze zo rustig zijn. Ik moet er meer van weten”. Niemand had tegen deze man getuigd. Hij zag gewoon de Geest van Christus die van onze lijdende familie uitstraalde.
- “Verricht uw dienst ten volle” (2 Timótheüs 4:5). Het Griekse woord voor ‘ten volle’ betekent hier volledig verzekerd, volledig voorbereid. Paulus zegt in wezen: “Wees voorbereid voordat uw beproevingen plotseling op u afkomen. Wees er zeker van dat je goed bent uitgerust, vol bent van geestelijke bronnen, zodat je olie niet opraakt”.
Ik zie dat vele Christenen vandaag tijdens hun beproevingen volledig van hun stuk zijn gebracht. Het zware lijden maakt dat ze aan het rondlopen zijn zoals een hond die achter zijn staart aanzit. Als je luistert naar hun meelijwekkende vragen en protesten zou je denken dat ze God nooit hebben gekend. Het feit is dat ze Jezus alleen hebben gekend als de Schepper van hun geloof, niet als degene die dat geloof ook tot het einde toe volbrengt. Deze mensen zijn niet ten goede veranderd door hun lijden. In plaats daarvan zijn ze juist tot hun nadeel veranderd, zowel in hun geest als in hun karakter.
Een herschepping vindt plaats in ons leven. De waarheid is dat we veranderd worden door datgene wat ons obsedeert. We worden als datgene wat onze geest bezighoudt. Ons karakter wordt beïnvloed en veranderd door wát ons hart dan ook maar in beslag houdt.
Denk eens aan de homoseksuele levensstijl. Ik heb een gestadige degeneratie van karakter gezien in vele homoseksuelen die ik heb gekend naarmate ze in hun levensstijl volharden. Er zijn dramatische veranderingen in hun gelaat, hun stem, hun manieren. En er is een constante toename in het gemak waarmee ze zondigen.
Twee jaar geleden zworen verscheidene honderden homoseksuelen in New York City dat ze nooit mee zouden lopen in de ‘Trotse homofiele parade’ in de Fifth Avenue. Zij verzekerden: “We zijn het er niet mee eens te koop te lopen met onze seksualiteit. We zouden dat nooit kunnen doen”. Maar toch heeft het afgelopen jaar een grote groep van diezelfde mannen de parade geleid, half naakt.
Denk ook eens aan de veranderingen die plaats vinden als resultaat van pornografie. Sommige mannen beginnen met plaatsen van naakte vrouwen en houden zich op het laatst bezig met kinderporno. Getrouwde mannen kunnen hun lusten niet genoeg botvieren met porno, dus beginnen ze buitenechtelijke relaties. Ze zworen dat ze zouden sterven voor hun kinderen, maar nu zijn ze bereid hun gezin te verlaten zonder schaamte of spijt. Hoe snel blijft er niets over van hun karakter. Zij zijn veranderd in andere mensen.
Ik dank God voor iedereen die zijn geest en ziel voedt met geestelijke dingen. Zulke dienaren hebben hun ogen gericht op datgene wat zuiver en heilig is. Zij houden hun blik op Christus gericht en besteden het beste van hun tijd aan het aanbidden van Hem en zichzelf op te bouwen in hun geloof. De Heilige Geest is aan het werk in deze heiligen, voortdurend hun karakter aan het veranderen in dat van Christus.
Alleen deze gelovigen zullen klaar zijn voor het harde, explosieve lijden dat over de gehele aarde komt. Gemakzuchtige, luie, gebedsloze Christenen zullen een hartaanval krijgen of bezwijken. Ze zullen door hun angsten worden verpletterd, omdat ze niet de Heilige Geest in hen aan het werk hebben die hen ten goede aan het veranderen is. Als de zware tijden komen, zullen ze het gewoon niet maken.
Als je op dit ogenblik door een zware beproeving gaat, kun je weten dat je ‘in de bediening’ bent geplaatst door de Heer zelf. Dus zie erop toe geen aanstoot te geven aan je roeping door te veranderen in een klagende, snotterende lafaard. Hier is Paulus laatste woord over deze zaak:
“Wij geven in geen enkel opzicht enige aanstoot, opdat onze bediening niet gesmaad worde, maar wij doen onszelf in alles kennen als dienaren Gods: in veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenschappen…. als bedroefd, maar altijd blijde; als arm, maar velen rijk makend (2 Corinthe 6:3-5,10)”.
Hoe maken we ‘velen rijk’? Door de hoop van Christus uit te stralen te midden van ons lijden. We bieden echte rijkdom aan als we maken dat anderen vragen: “Wat is zijn geheim? Hoe kunnen we deze beproeving verduren? Waar vindt hij zoveel vrede?”
Begin door je hart op dit moment voor te bereiden. Vul je voorraadkamer met bronnen door met Jezus alleen samen te zijn en je blik op Hem te richten. Dan zul je klaar zijn voor alles. Dat is onze bediening in deze laatste dagen.