DE HEERE KOESTERT ZIJN KERK
Job vraagt: "Wat is de sterveling dat U hem groot maakt, en dat U Uw hart op hem richt? Dat U hem elke morgen opzoekt, dat U hem elk ogenblik beproeft?" (Job 7:17-18, cursivering van DW).
Hebreeën 12:1 vertelt ons dat de wereld omringd is door een wolk van getuigen die met Christus in heerlijkheid zijn. Waarvan getuigt deze grote wolk - en voor wie is hun getuigenis bedoeld? Ze spreken tot onze generatie, door hun leven en hun woorden zoals vastgelegd in de Schrift. Ik geloof dat ze drie dingen tegen ons zeggen:
- Ze zijn getuigen dat Gods hart nog steeds bezig is deze verloren wereld te redden. God is nog steeds aan het werk, zijn Geest uitstortend op alle vlees en mannen en vrouwen in elk land in beweging zettend.
- Gods hart is nog steeds gericht op het liefhebben en behouden van Zijn kerk. Zelfs met toenemende af- en terugval, koestert de Heere Zijn lichaam.
- Gods hart rust nog steeds op elk van Zijn kinderen. De Heere zal nooit een enkele van Zijn dienaren achterlaten. De Schrift zegt ons: "Want de ogen van de Heere rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oren zijn gericht op hun gebed; maar het aangezicht van de Heere is tegen hen die kwaad doen." (1 Petrus 3:12).
De apostel Petrus is een uit deze wolk van getuigen en hij begrijpt waarom God zo geduldig is. Hij vloekte Jezus, zwerend dat hij Hem nooit kende. Petrus zou zeggen dat God Zijn oordeel over deze generatie achterhoudt, ook al zijn er nog steeds massa's mensen die Hem vervloeken en verloochenen, net als hijzelf.
De apostel Paulus is ook één uit deze wolk van getuigen en hij getuigt van Gods onbeperkte liefde. Paulus vervloekte de naam van Christus - hij was een terrorist, hij jaagde op Gods volk en sleepte ze weg om gevangen gezet of gedood te worden. Maar hij deed het allemaal in onwetendheid. Paulus zou tegen ons zeggen dat God geduldig is met deze huidige generatie omdat er velen zijn die in onwetendheid zondigen, net zoals hij deed. Ze zijn nog niet blootgesteld aan de boodschap van het evangelie.
Hoe geruststellend om te weten dat Gods ogen altijd op ons gericht zijn en Zijn hart erop gericht is om elk van Zijn kinderen lief te hebben.