De pijn van God

Volgens de Schriften moeten we nooit aan God denken als aan een koude, gevoelloze Vader. Onze God voelt diep! Hij wordt geraakt. Zijn hart kan bewogen raken. Hij kan medevoelen met onze zwakheden (zie Hebr.4:15).

God voelt niet alleen pijn, maar is ook diep bedroefd. Je herinnert je dat Jezus huilde bij het graf van Lazarus. Hier is een beeld van God in het vlees, die aan het huilen is! Het laat zien dat de Heer met ons meevoelt en met ons meehuilt. Per slot van rekening zei Jezus: "…Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien…" (Joh.14:9).

We vangen nog een glimp op van Gods pijn in de Tuin van Gethsemane. Nog maar uren voordat de soldaten kwamen om Jezus over te leveren aan de hogepriester, huilde hij zoveel en met zoveel gevoel dat zijn bloed werd vermengd met zijn tranen. God voelde pijn vanwege de zonden van de mensheid!

Heb je je ooit afgevraagd waarom Jezus huilde in de tuin, waarom Hij zo'n pijn in Zijn hart had? Het was niet vanwege de pijn die Hij zou moeten verduren aan het kruis. Nee, Jezus was niet verlangend de beker te weigeren.

Veeleer geloof ik dat Jezus neerzag op al de jaren van de mensheid tot aan de Tweede Komst. En toen hij neerzag op al die jaren, zag Hij het ondenkbare. Hij zag massa's mensen die zijn vrijwillige offer van gehele, volledige redding verwierpen. En Hij zag de pijn en het lijden dat ze zouden moeten ondergaan als gevolg van het verwerpen van Hem.

Jezus klaagde niet: "Ik sta op het punt Mijn bloed te vergieten en door zoveel pijn te gaan, maar jullie gaan mij verwerpen. Ik zal het met jullie vereffenen op de Dag des Oordeels. Jullie staat een dag van betaling te wachten!"

Nee! Jezus huilde over de vele miljoenen en nog eens miljoenen die nog zouden komen, zij die zouden weten van Zijn vrijwillige offer van redding, genade, zegen, zalving, en toch van dit alles geen gebruik zouden maken. Christus huilde dat zovelen verloren zouden gaan, ondanks het feit dat ze een middel tot genezing geheel tot hun beschikking zouden hebben.

Dát is de pijn van God! Het is de pijn die de mensheid zelf over zich brengt. Jezus bracht niet alleen onze zonden naar het kruis. Hij droeg ook de pijn van de hele wereld!

Hier in New York City komen we overal mensen tegen die nerveus zijn en gedeprimeerd. We komen drugsverslaafden tegen, alcoholici en dakloze mensen die buiten de deuren van onze kerk zitten. Tegen al deze mensen is het evangelie overvloedig gepreekt, maar toch verwerpen velen het!

In de tuin zag Jezus voor zijn God-ogen in gedachte de grote massa's mensen en al hun pijn. En op dat moment werd dat allemaal op Hem gelegd: jouw pijn, mijn pijn, de pijn van ieder persoon die Hem wanneer dan ook verwerpt.

Toch geloof ik ook dat Jezus verdriet had om nog een andere reden. Hij wist dat de mensen Hem zouden gaan bespotten, belachelijk maken, en Hem tot een spotliedje zouden maken van dronkaards. En Hij had pijn vanwege het oordeel dat hén zou treffen die Zijn offer zouden ontkennen!

Toen Christus tot Zijn discipelen zei: "Waart gijlieden zo weinig bij machte één uur met Mij te waken?" (Mattheüs 26:40), geloof ik dat het door pijn kwam. Hij was ze geen standje aan het geven. Veeleer had Hij pijn omdat Hij wist dat hun vlees zwak was. En Hij wist wat hun zwakheid bij hen teweeg zou brengen.

Al in het volgende vers zegt Jezus: "…de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak" (vers 41). Met Zijn alles-ziende ogen voorzak Jezus dat de discipelen Hem in de steek zouden laten en zouden vluchten. Hij voorzag hun leegheid en pijn nadat zij Hem hadden verworpen, en hun terugkeer naar het leven dat ze vroeger leden als vissers.

Hij wist dat de gebeurtenissen die zouden volgen, zouden maken dat Petrus Hem zou verloochenen. Jezus voorzag dat deze eens zo dappere discipel naar de heuvels zou rennen, roepend: "Hoe kon ik Jezus verloochenen? Hoe kon ik zoiets afschuwelijks doen?"

Dus toen Jezus tegen deze mannen zei: "Kon je niet met Mij waken?" zei Hij niet: "Ik heb een vriend nodig tijdens Mijn moeilijke uren". Nee: Hij was God! Hij had niet iemand nodig om Hem bij te staan en Hem te bemoedigen.

Veeleer was Jezus in pijn voor Zijn discipelen. Hij zei in wezen: "Als je niet met Mij waakt, zul je niet voorbereid zijn. Dan zul je dat wat gaat komen, niet aankunnen!" Hij wist van de afvalligheid die in hun hart zou opspringen omdat ze te lui zouden zijn om zich gereed te maken. En de gedachte van hun voortdurende lijden bracht grote pijn aan Zijn hart.

Denk geen moment dat Jezus geen verdriet had over Judas. Niets in Zijn hart kon die man gewoon wegsturen en zeggen: "O, duivel, ga je werk doen". Veeleer denk ik dat Jezus van binnen huilde toen Judas uit de bovenkamer liep om Hem te verraden.

Christus alles-ziende ogen voorzagen dat die discipel dertig zilverstukken op de grond zou gooien, roepend: "Ik heb de levende God verraden!" En zeker voelde Jezus het verdriet van Judas toen die gekwelde man naar buiten ging om zich op te hangen.

Ik wil iets met je delen dat de Heer pasgeleden aan mijn hart openbaarde:

Iedere keer als we zondigen tegen God, vereist Zijn rechtvaardigheid dat Hij Zijn kinderen bestraft. Maar dit is Gods meest pijnlijke werk: om hen die Zijn wetten verbreken te oordelen!

"Want Ik heb geen welgevallen aan de dood van wie sterven moet, luidt het woord van de Here HERE; daarom bekeert u, opdat gij leeft" (Ezech.18:32).

God zegt: "Denk je dat ik er plezier in heb als mensen sterven, zelfs slechte mensen? Nooit! Ik heb geen plezier in de ondergang van welke zondaar dan ook".

Jezus had geen plezier in de dood van Judas. Hij pochte niet, zeggend: "Kijk nu maar eens wat er gebeurt met verraders!" Noch heeft de Heer plezier in de dood of ondergang van drugshandelaren, abortusartsen, of zelfs moordenaars. Hij is niet gelukkig als iemand in zonde sterft.

Maar hoe verschillend zijn wij van de Heer in deze zaak! We klappen in onze handen en zeggen: "Dank U, Heer, U heeft dat kwaad mooi geoordeeld." We voelen niets van Gods pijn als een zondaar valt!

Je vraagt je misschien af: "Maar staat er ook niet in Spreuken 1:26: "Daarom zal ik ook lachen om uw verderf"!

Nee! De context van dit passage begint in vers 20. Hier staat: "De Wijsheid roept luide op de straat, op de pleinen verheft zij haar stem…zeggend, hoelang zult gij, onverstandigen, het onverstand liefhebben…(Spreuken 1:20-22). De Wijsheid spreekt nog steeds in vers 26, waarin staat: "Daarom zal ik ook lachen om uw verderf…"

Het is Wijsheid, niet God, die de zondaar bespot. Dit passage richt zich op hen die alle wijsheid van zich afkeren en zijn adviezen bespotten. Zie je, er is hier sprake van een principe: een vast principe van God, en dat noemen we wijsheid. Als je de straat overloopt als het licht op rood staat en door een auto wordt aangereden, dan bespot de Wijsheid die bij dat rode licht hoorde, jouw ramp.

God zou nooit kunnen lachen bij de ellende van zelfs de meest gemene persoon. Hij kan hen niet bespotten die kapot gaan door hun zonden. Integendeel, Hij vertelt ons dat Hij geen behagen heeft in de dood van welke zondaar dan ook.

Maar Zijn wijsheid roept naar iedereen uit. Die roept ook nu uit op de straten vlakbij Times Square Church. Zij die de stem van God zouden moeten horen, maar die in plaats daarvan die wijsheid bespotten, zullen door wijsheid bespot worden op de Dag des Oordeels. Op die dag zal wijsheid uitroepen: "Wat ben je dom geweest!" "Dan zullen zij tot mij roepen, maar ik zal niet antwoorden, zij zullen mij zoeken, maar mij niet vinden" (vers 28).

Maar ditzelfde hoofdstuk in Spreuken geeft ook hoop. Het laat Gods hart zien in het laatste vers:

"Maar wie naar mij luistert, zal gerust wonen, beveiligd tegen de verschrikking van het onheil" (vers 33).

"En toen Hij nog dichterbij gekomen was en de stad zag, weende Hij over haar, en zeide: Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag (Lukas 19:41-44).

Wie is hier aan het huilen? Het is Jezus: God in het vlees!

Hij stond niet op de één of andere zeepkist, en wees met zijn vinger, roepend: "Op een dag zal een leger komen en je vrouwen en kinderen doden!"

Nee - Jezus huilde toen Hij profeteerde. Hij keek veertig jaar vooruit, naar de tijd waarop het leger van Titus Jeruzalem zou binnenvallen, de stad zou leegroven en de tempel zou verwoesten. Het zou een vernietiging zijn erger dan alle andere vernietigingen. En toen Jezus voorzag dat dit zou gebeuren, huilde Hij over de stad.

De bewoners van Jeruzalem zouden Hem spoedig gaan verwerpen, bespugen, bespotten, uitschelden, vervloeken, kruisigen. Maar hier was Hij, huilend van verdriet over hen - omdat Gods rechtvaardigheid veroordeling eiste! Rechtvaardigheid zou een heiden-leger in hun straten brengen - en mannen, vrouwen en kinderen zouden zonder genade afgemaakt worden.

Toch geloof ik dat Jezus ook huilde over wat Jeruzalem hád kunnen ervaren: een bezoek van God. Ze hadden zegeningen kunnen hebben, vergeving, een nieuw hart. Maar ze verwierpen het allemaal! Het volgende vers vertelt ons waarom de pijn van Jezus zo groot was:

"En Hij ging de tempel binnen en begon de kooplieden uit te drijven, en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt" (Lucas 19:45-46).

Jezus ging de tempel binnen met een zweep en dreef alle geldwisselaars uit. Waarom deze serieuze kastijding? Hij deed het omdat hij wist dat dit precies de zonden waren die de komst van het oordeel zouden verhaasten.

Jezus voelde de pijn van die verschrikkelijke toekomstige scène. Hij hoorde al het geroep van de vrouwen die een mes in hun buik gestoken zouden krijgen. Hij hoorde al het geschreeuw van de kinderen die onder de voet gelopen zouden worden door het leger van Titus. En Hij had verdriet toen Hij zag dat steen na steen van de tempel gehaald zou worden.

Jezus voorzag dit allemaal en zei: "Begrijpen jullie geldwisselaars het niet? Wat je hier doet is het beneden brengen van Gods oordeel!" God had verdriet over Zijn gekozen volk - omdat hun zonde hen zou vernietigen!

Er moeten tranen geweest zijn in de ogen van Jezus toen hij knalde met die zweep. Ik geloof niet dat een enkele slag iemand in die tempel raakte. In plaats daarvan sloeg die zweep tegen tafels en karren, knallend in de wind. Hij gebruikte de zweep als een gesel van liefde. Het was Zíjn manier om te zeggen: "Wordt wakker! Je dwingt God om op je te doen neerdalen wat Hem het meest pijn doet!"

Laat me je een andere glimp tonen van Gods liefde:

"En de HERE sprak tot Mozes: Ga, daal af, want uw volk, dat gij uit het land Egypte hebt gevoerd, heeft het verdorven. Zij hebben zich gehaast om af te wijken van de weg die Ik hun geboden had; zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt, waarvoor zij zich hebben nedergebogen en waaraan zij geofferd hebben…Ik heb dit volk gezien en zie, het is een hardnekkig volk. Nu dan, laat Mij begaan, dat mijn toorn tegen hen ontbrande en Ik hen vernietige, maar u zal Ik tot een groot volk maken. Toen zocht Mozes de gunst van de HERE, zijn God, en hij zeide: Waarom, HERE, zou uw toorn ontbranden tegen uw volk, dat Gij uit het land Egypte hebt geleid met grote kracht en met een sterke hand? Waarom zouden de Egyptenaren zeggen: Tot hun onheil heeft Hij hen uitgeleid, om hen te doden in de bergen en hen van de aardbodem te vernietigen? Laat uw brandende toorn varen en heb berouw over het onheil, waarmede Gij uw volk bedreigt…En de HERE kreeg berouw over het kwaad, dat Hij gezegd had zijn volk te zullen aandoen (Ex.32:7-14)".

Bij het lezen van dit passage kennen vele christenen per vergissing meer genade en goedheid toe aan Mozes dan aan God. Ze denken: "Mozes pleit voor grote genade op Israël, terwijl God klaar staat hen te vernietigen."

Niets zou verder verwijderd kunnen zijn van de waarheid! Er was maar één reden waarom Mozes kon bidden zoals hij deed: het was omdat hij Gods hart van genade kende!

Zie je, God sprak hier vanuit Zijn rechtvaardigheid - en rechtvaardigheid eiste dat de mensen zouden vernietigd worden. Maar Mozes wist dat het God té veel pijn zou doen om zijn kinderen te vernietigen. Hij wist dat God van deze mensen hield. Daarom pleitte hij: "Heer, ik weet dat Uw rechtvaardigheid roept, en dat U het moet verklaren. Deze koppige mensen zouden weggevaagd moeten worden.

"Maar ik weet ook iets anders, Heer. Het is dat U de pijn niet zou kunnen verdragen als U het zou doen! U kunt misschien 10.000 of 12.000 mensen vernietigen, maar hoe meer U er vernietigd, hoe meer pijn U zult hebben. Ik ken Uw hart, God, en ik weet dat U Israël niet kunt vernietigen, omdat U van haar houdt!"

De Bijbel zegt dat God "berouw had", wat betekent: Hij veranderde van gedachte over hoe Hij Israël zou oordelen. Hij zou hen niet gaan vernietigen. In plaats daarvan zouden de mensen wegsterven in de wildernis. Maar God verwijderde nooit Zijn genade voor hen. Alhoewel deze mensen acht en dertig jaar langer zouden doorgaan zijn hart te bedroeven met hun ongeloof, zou de Heer hen nog steeds beschermen, leiden, voeden en kleden tot aan de dag van hun dood.

Ik vraag me af hoe vaak de Heer Job zag en verlangde te zeggen: "Genoeg! Ik kan Mijn dienaar niet nog meer van deze afschuwelijke pijn laten doormaken. Ik móet hiermee stoppen!"

Als je denkt dat Job leed, dan moet je weten hoeveel God leed met hem. Ik stel me zo voor dat God zei: "Ga er gewoon doorheen, Job, en ik zal je alles teruggeven wat je hebt verloren. Hou gewoon vol, en ik zal het je anderhalf keer zoveel vergoeden". Tenslotte, toen Jobs lijden over was, zei God: "Ik ga je alles dúbbel teruggeven, Job. Ik zal je tweemaal zoveel geven als je ervoor had!"

We zien Gods pijn ook toen Hij David moest oordelen vanwege zijn telling van Israël. God beval David het volk niet te tellen, zodat Hij nooit meer verleid zou worden op de arm van het vlees te vertrouwen.

Maar David deed precies wat de Heer had verboden. En het griefde het hart van God:

"Maar deze zaak was kwaad in Gods ogen, en Hij sloeg Israël" (1 Kron.21:7).

God móest David oordelen. De koning was er zo trots op dat hij zo'n grote menigte had van machtige vechtende mannen. Daarom zond de Heer een engel om Zijn oordeel te zenden door Israël te slaan met de pest. Spoedig stierven de trotse mensen als vliegen.

David luisterde toen boodschappers hem verschrikkelijke berichten brachten: 10.000 doden in Hebron, 5.000 doden in Benjamin, 6.000 doden in Juda. Het aantal doden bleef maar groter worden.

Het duurde niet lang of er waren 70.000 Israëlieten dood. De doodsengel was door het land gegaan, en had links en rechts mensen gedood. En nú stond hij voor Jeruzalem, met zijn getrokken zwaard, klaar om toe te slaan. De overige van Davids machtige vechtende mannen stonden op het punt vernietigd te worden!

God sloeg David precies in het hart van zijn trots. Hij probeerde deze man te redden, hem te bevrijden van de vijand van zijn ziel. En, de Schriften zeggen ons:

"David en de oudsten, in rouwgewaad gehuld, wierpen zich op hun aangezicht" (vers 16).

Toen David over al de gestorvenen hoorde in Israël, viel hij op zijn knieën in berouw. Hij huilde: "O, God, het is míjn schuld! Deze mensen hadden geen schuld! Alstublieft, Heer, spaar hen. Leg Uw oordeel op míj!"

God kon de pijn van David niet langer verdragen. Tenslotte riep Hij tegen de engel: "Genoeg!, Leg je zwaard weg. De pijn is te veel voor mij!"

"Toen gaf de HERE de engel bevel, zijn zwaard in de schede te steken" (vers 27).

Het was alsof God zei: "Als ik toesta dat het oordeel doorgaat, dan zal ik niet in staat zijn Davids verschrikkelijke pijn te kunnen dragen. Dan zal hij sterven aan een gebroken hart!"

Hier is een ongelooflijk beeld van Gods hart van verdriet. David had Hem bedroefd, en Gods rechtvaardigheid vereiste kastijding. Maar God stond niet tegenover David, zich verkneukelend: "Heb je je les al geleerd?" Nee - Davids tranen hadden Gods tedere hart geraakt! De Heer voelde Davids pijn, en was geraakt door het gevoel van zijn zwakheid. En Hij zei: "Genoeg!"

Het eerste gedeelte van Gods verschrikkelijke "dubbele pijn" is als we zondigen in Zijn tegenwoordigheid tegen Zijn licht en liefde.

Maar het is niet alleen maar de zonde zelf die God bedroeft. Het is dat Hij weet dat de gevolgen van onze zonde spoedig zullen volgen. God weet welke prijs we ervoor gaan betalen: onze zonde gaat ons brengen naar verdriet en ellende! En dit doet Zijn hart heel erg verdriet.

Het tweede gedeelte van Gods "dubbele pijn" is dat onze zonde Hem veroorzaakt Zijn Woord te houden ons te oordelen. Hij moet toezien als een liefdevolle Vader en luisteren naar ons geroep van angst als Hij ons kastijdt - allemaal met het doel een Godvrezend karakter bij ons te creëren.

Niet lang geleden kwam ik in een crisis en was ik helemaal aan het eind van mijn latijn. Ik had gehoord dat er laster verspreid werd over mij en over een mede-pastor die samen met ons in Times Square Church dient. Het was afschuwelijke, pijnlijke roddel. Ik kon niet geloven dat er mensen waren die sommige van die dingen zeiden. Het deed me allemaal erg veel pijn.

Nadat dit enige tijd had voortgeduurd, begon ik God aan Zijn Woord te herinneren:

  • "Een vals getuige blijft niet ongestraft, wie leugens uitblaast, zal omkomen" (Spreuken 19:9).
  • "…valsheid leent het oor aan de verderfelijke tong" (17:4).
  • "Wie met laster omgaat, verraadt geheimen; maar wie betrouwbaar van geest is, houdt een zaak verborgen" (11:13).
  • "Al tracht de haat zich door bedrog te verbergen, zijn boosheid komt in de vergadering wel aan het licht" (26:26).

Na enige tijd riep ik in wanhoop uit: "O, God, hoelang zult U nog hiermee doorgaan? De leugens blijven zovaak veranderen, dat ik niet eens weet wat er welke dag wordt gezegd. Ik kan hier niet tegen vechten. Ú bent mijn verdediger, Heer, en U zegt dat U Uw volk zult wreken. Maar ik zie niet dat Uw rechtvaardigheid plaatsvindt. Alstublieft, Heer, hoeveel meer moet ik verdragen voordat U zult opstaan?"

Toen ik dacht over al de laster die tegen mij werd gesproken, begon ik te denken aan andere belaagde pastors en dienaren. Er zijn er zoveel vandaag: heilige, rechtvaardige mensen, die verschrikkelijke beproevingen moeten doorstaan omdat demonische woorden worden gesproken tegen hen door collega's, familie, zelfs vrienden.

"Waarom, Heer?" bad ik. "Waar zijn Uw rechtvaardige oordelen? Waarom gaat U ermee door Uw volk pijn te doen? Waarom wacht U zolang met het vellen van Uw oordeel?"

De Heer antwoordde: "David, Ik ben genadig en lankmoedig en ik word langzaam boos omdat het Me verdriet doet Mijn oordeel te vellen. Als je Mijn pijn zou kunnen voelen, dan zou je nooit en dan ook nooit ernaar verlangen dat Mijn oordeel wordt geveld. Dan zou je begrijpen waarom Ik zolang wacht om dat te vellen!"

Toen liet God me een verschrikkelijk beeld zien van de oordelen die Hij moet zenden op diegenen die zondigen tegen Zijn Woord. Inderdaad, verschrikkelijke dingen zullen hen overkomen die doorgaan met hun zonde van roddel en laster.

Maar de gedachte van goddelijke vergelding, van oordeel dat op iemand valt, overweldigde me. Ik riep uit: "O, Heer, oordeel niet vanwege mij! Alstublieft, doe het niet, zelfs niet bij diegenen die mij hebben pijn gedaan. Doe het alstublieft niet om mij te rechtvaardigen!"

Ik voelde Gods pijn, zijn weerzin om te oordelen! En die pijn bleef ik misschien zo'n vijftien minuten voelen.

Toen sprak de Heer tegen mij: "David, je weet hoe pijnlijk het is om je kinderen te straffen, omdat je van hen houdt. Voor Mij is het hetzelfde. Het doet mij pijn hen te oordelen en te kastijden die ik liefheb!"

Ik kan me levendig vier of vijf ogenblikken van erg zware kastijding van de Heer herinneren. Ik die tijden zei ik dan: "O, God, dit is pijnlijk! Ik wil nooit meer nog eens door zo iets heengaan".

En nu zei God tegen mij: "David, ik wilde er ook niet nog eens doorheengaan. Het deed me pijn om te moeten toezien dat je pijn werd aangedaan. Ik deed het allemaal met tegenzin. Ik deed het niet graag. Het deed mij verdriet in mijn hart. Maar toch moest het gedaan worden, omdat ik van je houd!"

God liet mij op een pijnlijke manier zien dat ik me nooit moet verheugen als iemand gekastijd wordt. Maar moge de Heer hen genadig zijn die zich verheugen als een ander gekastijd wordt:

"Als uw vijand valt, verheug u dan niet; als hij struikelt, jubele uw hart niet" (Spr.24:17).

Niet alleen moet je nooit blij zijn als je ziet dat God Zijn oordelen velt. Je moet ook Gods pijn voelen als Hij ze velt! Je kunt je gewoon niet verheugen in de tegenwoordigheid van een Meester die huilt als Hij de zweep gebruikt, bij een Christus wiens hart gebroken is.

Gods oordelen op anderen behoren je hart te breken. Ze zouden moeten maken dat je uitroept: "O, God, genoeg! Alstublieft, laat Uw engel zijn zwaard optrekken".

"Want alle tucht schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid" (Hebr.12:11).

God praat hier over Zijn eigen hart, én over het onze. Zijn kastijding brengen Hem geen vreugde, maar verdriet en pijn!

Maar als God begint met oordelen, dan blijft Hij dicht in de buurt van Zijn kinderen als Hij hen kastijdt. En als Hij de ene zweepslag na de andere toedient, wacht Hij af om te zien of de laatste zweepslag een traan voortbracht. Hij kijkt naar zelfs maar het kleinste teken van verdriet of berouw. En Hij houdt op bij het eerste teken ervan! Hij verlangt ernaar te zeggen: "Genoeg, niet meer! Het doet Mij te veel verdriet".

Geliefde, je moet deze zaak van Gods pijn echt goed doorkrijgen. Je moet jezelf disciplineren: je gedachten krijgsgevangen maken, en zeggen: "O, Heer, laat me bidden voor mijn vijanden, voor diegenen die proberen mij pijn te doen!"

God houdt van de meest gemene, afschuwelijke zondaar op straat. En als Hij van die persoon houdt, hoeveel meer houdt Hij dan van de christen die jouw pijn doet en zichzelf tot jouw vijand heeft gemaakt?

Misschien heb je er nu een idee van hoe ver we verwijderd zijn van het hart van God. We kunnen zoveel leren van Zijn hart. Nee, Hou houdt niet van oordelen vellen. Hij houdt niet van de verwoesting van de zondaren, noch van het kastijden van Zijn kinderen. Integendeel, het doet Hem verschrikkelijk verdriet.

Laat me je vertellen waar de Heer van houdt:

"Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee" (Micha 7:18-19).

Dank God voor Zijn grote medelijden, dat beschikbaar is voor allen. Hij houdt ervan genadig te zijn.

Halleluja!

Dutch