DE VERGEVENDE AARD VAN GOD

David Wilkerson (1931-2011)

Soms leed David enorm onder de roede van de Heere. Hij was bang dat de Heere hem volkomen had verlaten vanwege zijn zonde, een gedachte die hij niet kon verdragen, en hij smeekte de Heere: "Laat de watervloed mij niet overspoelen, de diepte mij niet verslinden, de put zijn mond boven mij niet sluiten." (Psalm 69:16). Hij zei: "Heere, laat me alstublieft niet zo ver zakken dat ik er niet uit kan komen!"

In Davids wanhoop werd zijn gebed intens. We lezen bij vele gelegenheden waar hij in pijn tot God riep: " Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE; Heere, hoor naar mijn stem." (Psalm 130:1-2).

Voor veel gelovigen betekent naar de bodem te zinken het einde. Ze worden zo overweldigd door hun mislukkingen, ze ontwikkelen een gevoel van onwaardigheid en na verloop van tijd voelen ze zich gevangen zonder enige hulp. Jesaja heeft over zulke gelovigen geschreven: "U, ellendige, door stormweer voortgedrevene, ongetrooste" (Jesaja 54:11).

Sommigen worden uiteindelijk boos op God omdat ze denken dat Hij niet snel genoeg handelt. "Heere, waar was U toen ik U nodig had? Ik schreeuwde het uit tegen U, maar U antwoordde niet. Ik ben het wachten beu, omdat er nooit iets verandert." Veel van zulke gelovigen geven het proberen op en geven zichzelf over aan hun zonden. Anderen vallen in een mist van geestelijke apathie, ervan overtuigd dat God niet meer om hen geeft: "Sion zegt echter: De HEERE heeft mij verlaten, de Heere heeft mij vergeten." (Jesaja 49:14).

David werd uit de diepte omhoog gehaald, door zich de vergevingsgezinde aard van God te herinneren. Na al zijn geween tot de Heere, bevestigde David uiteindelijk: "Maar bij U is vergeving, opdat U gevreesd wordt." (Psalm 130:4). De Heilige Geest begon zijn geest te overspoelen met herinneringen aan Gods weldaden en de vergevingsgezinde aard van de Vader.

Wandelen in de vreze des Heeren stelt ons in staat te zeggen: "Ik weet dat mijn Vader van mij houdt en mij nooit in de steek zal laten. Hij is altijd bereid om mij te vergeven wanneer ik tot Hem roep."