Duivel, je kunt niet meer over me heen lopen

In Jesaja 51 brengt de Heer een krachtige boodschap aan allen die rechtvaardigheid najagen. Hij verklaart: "Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid najaagt, gij die de HERE zoekt" (Jes. 51:1). Een paar verzen later roept hij weer tegen deze mensen: "Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart Mijn wet is" (51:7).

Toen Jesaja deze boodschap bracht, was zijn onmiddellijke gehoor Israël. Maar God richt Zijn oproep ook aan iedere toegewijde gelovige van vandaag. Het is een woord dat niet alleen bedoeld is voor het natuurlijke Israël, maar voor allen die zijn van Israël uit het geloof. Hij spreekt tegen iedereen die Jezus wil volgen met een nog grotere passie. En in deze twee korte verzen zegt hij ons: "Ik heb in het bijzonder voor jullie een boodschap hier".

De Heer begint er mee zijn toegesproken luisteraars te noemen: "Ellendige, en beschonkene, maar niet van wijn" (51:21). In de tijd dat Jesaja profeteerde, was Israël een slaaf van Babylon. God wilde dat Zijn geliefde volk wist dat Hij op de hoogte was van hun benarde toestand. Evenzo spreekt Hij tot iedere christen vandaag die gevangen zit in één of andere vorm van slavernij. Het doet er niet toe of deze slavernij verstandelijk, lichamelijk of geestelijk is. Gods oog is op iedere heilige die bezwijkt onder het gewicht van een verschrikkelijke last. En Hij geeft ze dit woord:

"Denk geen moment dat deze last over je gekomen is als gevolg van zonde. Je wordt regelrecht aangevallen door satan. De vijand van je ziel heeft je beschuldigd en gekweld. Daarom ben je nu, net zoals iemand die dronken is van wijn, een beetje "aangeschoten" als reactie. De duivel heeft je verschrikkelijk aangevallen, en je denkt dat jíj degene bent die dat heeft veroorzaakt. Maar je moet nu naar Me luisteren. Ik wil dat je je oren goed openhoudt, want Ik heb een woord tegen je te spreken".

Misschien ga je nu door een donkere tunnel heen wat je ziel betreft. Misschien heb je net een grote hoop mislukkingen achter de rug. Of wordt je teneergedrukt door een band van zondige kettingen die om je nek heen hangt. Je hebt die nu al zo lang gedragen, dat je er wanhopig onder geworden bent. Je hebt de klederen van rechtvaardigheid afgelegd die Jezus je gaf, omdat je je onwaardig voelt om ze te dragen. Je bent gewoon té gedeprimeerd om in geloof verder te gaan.

Ik zeg je, God heeft een boodschap voor je. En Hij vraagt je om te luisteren met al je aandacht: "Daarom, hoor toch dit…Zo zegt uw Here, de HERE en uw God, die de rechtszaak van Zijn volk verdedigt: Zie, Ik neem uit uw hand de beker der bedwelming…En Ik geef die in de hand van hen die u verdrukken" (51:21-23).

De Heer zegt, met andere woorden: "Ik ben hier om je zaak te verdedigen, om voor jou tussenbeide te komen. En Ik maak deze belofte met je: "Ik zal de beker van angst die je leven kwelt, bij je wegnemen. En Ik zal hem plaatsen in de handen van diegenen die je terneerdrukken. Ik heb het helemaal gehad met iedere demoon of persoon die jouw kwellingen heeft veroorzaakt. Ik zal niet toestaan dat hun geterg nog langer zal voortduren. Ik zeg je nu: "Je vijanden zullen nu helemaal het onderspit delven". Hij heeft Zijn woede gericht op diegenen die zeiden: "Werp u neer, opdat wij over u heengaan" (51:23).

De Heer gaat verder met te zeggen: "gij maaktet uw rug als de aarde en als een straat voor wie daarover gingen" (51:23). Zie je het beeld dat Hij beschrijft? Hij zegt: "Ja, Ik ben gekomen om je te bevrijden. Maar Ik moet je ook op jouw aandeel wijzen in deze zaak. De waarheid is dat je de duivel hebt toegestaan om je van alle kanten aan te vallen.

Ten eerste heeft satan je met zijn tactieken overweldigd. Maar, in plaats van hem met Mijn beloftes te weerstaan, heb je je voor hem gebogen en aan hem toegegeven. Je hebt zelf je lichaam in angst voor hem neergelegd, vlak ter aarde, uit wanhoop. En je hebt zijn duivelse plannetjes over je heen laten komen. Je hebt toegelaten dat hij je gezicht in het stof wreef. Je liet hem helemaal over je heen lopen. Je bent helemaal geïntimideerd door zijn machten en krachten".

Vele toegewijde dienaars dragen heden ten dage lasten die ze niet zouden hoeven dragen. Ze worden terneergedrukt door angst en ontmoediging. Hoe reageert de Heer hierop? Hij vraagt: "Thans echter, wat vind Ik hier? luidt het woord des HEREN. Want om niet is mijn volk weggevoerd, zijn overheersers maken getier, luidt het woord des HEREN, en voortdurend, de gehele dag, wordt Mijn naam gelasterd" (Jes. 52:5).

God is verontwaardigd over wat er gebeurt. Hij zegt: "Wat zie Ik hier? Waarom wordt Mijn volk zo gemakkelijk beroofd en vernederd? Satan vernedert ze naar believen, heerst over ze, tergt ze, maakt ze aan het huilen en weeklagen. En ze bieden geen verzet tegen hem. Dit ontheiligt Mijn naam, Mijn majesteit, Mijn gezag".

In Zijn verbazing herinnert God Zijn terneergebogen volk hieraan: "Mijn zege is nabij, Mijn heil treedt te voorschijn" (51:5). Hij zegt: "Ik heb het woord van jullie verlossing al gesproken. Ik heb het bepaald in Mijn beloftes van Mijn verbond. Ik heb Mijn machtige arm uitgestrekt om jullie uit jullie wildernis-ervaring weg te halen. Daarom: waarom claimen jullie niet wat Ik beloofd heb? Waarom lopen jullie niet in het licht van Mijn vrijheid, vreugde en vrede?"

God belooft dan: "Want de HERE troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des HEREN; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang" (51:3). Hij verklaart: "Ik zal jullie vertroosten. Op dit ogenblik kun je alleen maar mislukking zien op ieder gebied van je leven. Maar dat staat op het punt te veranderen. Ik zal je wildernis veranderen in een tuin die lijkt op de Hof van Eden. Je staat op het punt Mijn verfrissende plek in te gaan van vreugde en blijdschap".

Deze beloftes zijn niet leeg en dwaas. Ze worden gesproken tegen ons door de Almachtige God, die over ons allen heerst. Zijn gedachtes over Zijn volk zijn goed, en gaan niet over chaos en mislukking. Hij houdt van ons, en Hij is er op uit ons te verlossen van alle angst en depressie. Maar de Heer wil ons ook tonen hoe we in zo'n lage toestand kwamen. Hij laat zien: "Je hebt je terneergebogen voor de duivel. Je hebt bereidwillig je lichaam ter aarde geworpen voor hem. En je hebt hem toegestaan over je heen te lopen".

Op dit ogenblik leven massa's pastors, evangelisten en andere gelovigen onder een wolk van angst. Waarom? Ze hebben satan toegestaan hen te plunderen met gedachtes van twijfel. Week na week leven ze met gedachtes over het verlaten van hun bediening. Ze vragen de Heer hierover. Ze vragen zich af of ze nog wel door Hem geleid worden. Ze leven zonder hoop voor een toekomst.

En God is geschokt door dit alles. Hij zegt: "Ik, Ik ben het, die u troost. Wie zijt gij, dat gij bevreesd zijt voor een sterfelijk mens, voor een mensenkind, dat als gras wordt weggeworpen?" (51:12). Hij zegt: "Waarom ben je zo bang voor wat mensen je kunnen aandoen? Hun geroddel en hun dreiging kunnen je niets doen. Satan gebruikt je angst om je in slavernij te brengen. Maar Ik heb beloofd dat je verlost wordt. Waarom luister je naar zijn leugens, en niet naar Mijn Woord?"

De Heer voegt er dan aan toe: "Vreest niet voor de smaad van stervelingen, wordt niet verschrikt vanwege hun beschimpingen". Met andere woorden: "Waarom zit je jezelf met de opvattingen van andere mensen over succes of mislukking te vergelijken? Ik heb je beloftes gegeven met eeuwigheidswaarde. Maar jij hebt smaad over jezelf heen gebracht. Je bent op de grond gaan liggen als een steen waarover de vijand kon gaan lopen".

Tenslotte zegt God: "Gij bent bestendig, de gehele dag, verschrikt" (51:13). Hij beschrijft gelovigen die ten prooi vallen aan op een ziekelijke manier van bij zichzelf naar binnenkijken. David gaf toe: "Want mijn lendenen zijn vol ontsteking, niets is meer gezond aan mijn vlees" (Psalm 38:8). David wist dat hij zijn ellende nog vergrootte door zijn eigen angstige gedachtes.

Daarom: waar komt je vrees vandaan? Waarom ben je zo verschrikkelijk ontmoedigd? Waarom zit je eindeloos voort te borduren op je slechte omstandigheden?

Tientallen eens in vuur en vlam staande herders zijn opgehouden met hun bediening. En vele anderen staan op het punt er mee op te houden. Ze hebben al maanden geen enkele goede dag meer gezien. Hun vrouwen zien dat ze zich wentelen in ellende en narigheid, en zij gaan er ook door gebukt. Ze zijn bang dat hun echtgenoot hun baan verliest, hun huis, hun stabiliteit. Sommigen zijn zelfs bang dat hun echtgenoot uit het leven zal stappen. Daarom vechten ze hun eigen gevechten van ontmoediging, alleen en in wanhoop.

Vele pastors zijn ontmoedigd omdat ze zo weinig vrucht zien van hun werk. Niet lang geleden belde een beste pastor me op, ontmoedigd. Hij vroeg me: "Wat doe je als je alles al hebt gedaan wat je weet dat je zou moeten doen als pastor, maar je toch zo weinig effect ziet? Je bidt ijverig, je vast, je leeft in de rechtvaardigheid van Christus, je bent gehoorzaam en vol vertrouwen, en je preekt een gezalfd woord. Maar toch verlaten de mensen de kerk zonder dat je het kan verklaren. Of erger nog, ze keren zich tegen je".

"Zeg me, wat doe je als de belofte die God je gaf, niet uitkomt? Wat gebeurt er, na jaren van bediening aan een gemeente, als sommigen afvallen van het geloof? Je doet alles wat je hebt geleerd in de jaren van God dienen. Maar niets keert zich ten goede".

Ik sprak met een Lutherse prediker die geregeld samenkomt met andere pastors uit zijn stad. Het zijn vrome mannen uit verschillende denominaties die elkaar bemoedigen in hun bediening. In de eerste jaren groeide hun aantal. Maar het afgelopen jaar begon het aantal van de groep te verminderen. Nu, omdat er minder en minder komen, zijn ze ontmoedigd geworden. Spoedig vertrouwden de pastors elkaar toe: "Ik werk harder dan ooit, maar ik zie zo weinig groei. Mensen gaan zelfs weg. Wat kan ik eraan doen?"

Nu is de Lutherse pastor ook ontmoedigd geraakt. Zijn laatste woorden tegen me waren: "Alsjeblieft, bid voor me, David. En bid voor de lijdende pastors in mijn stad".

De nieuwsberichten geven aan dat 65 procent van de Amerikanen slaapproblemen heeft. Ze worden wakker met een donkere wolk van wanhoop over zich heen. Miljoenen slikken nu medicijnen om alleen maar een beetje hulp te vinden. Hier in New York City zijn de mensen vooral erg angstig en gespannen. Er is een overheersende angst voor bio-terrorisme, voor een nucleaire aanval, voor aanvallen op bruggen. Mensen op Long Island zijn bang dat de kerncentrales daar gebombardeerd zullen worden.

Nu meer dan ooit heeft Gods volk een Woord nodig van Hem. En in deze tijd van ellende heeft onze Heer ons een niet dubbelzinnig woord gegeven: "Gij zijt bestendig, de gehele dag, verschrikt vanwege de grimmigheid van de verdrukker, wanneer hij uit is op verderven. Waar is nu de grimmigheid van de verdrukker?" (Jes. 51:13).

God vraagt ons: "Waarom ben je bang voor de vijand? Wat kan hij je mogelijkerwijs aandoen, als Ik je een toekomst heb beloofd?" Geliefde, er is geen omstandigheid, geen enkele situatie, waarin de duivel ons kan vernietigen. Zie je, Jezus Christus heeft de hemel beloofd aan diegenen die in geloof leven. Als we sterven gaan we ogenblikkelijk naar Zijn zijde. Daarom kunnen we niet vernietigd worden door de duivel; we gaan alleen over van de dood in het leven. We krijgen een nieuw lichaam. En we brengen de eeuwigheid door in glorie met de Heer.

Van alle mensen zou Gods volk lichtende voorbeelden moeten zijn van wat het betekent om in vrede te leven in deze beangstigende dagen. Wij moeten in vrede zijn, ondanks onze omstandigheden, en dit getuigenis geven aan de wereld: "De vrede die je in me ziet, gaat het begripsvermogen van de wereld te boven. Het is allemaal omdat ik mijn leven in de handen van Jezus heb gelegd. Het maakt niet uit wat er met me gebeurt. Of ik nu leef of sterf, ik behoor aan de Heer tot in eeuwigheid".

God heeft ons een onverbrekelijke belofte gegeven voor Leven op deze aarde. Hij zegt dit als onze vijand probeert over ons heen te lopen: "Daarom zal Mijn volk te dien dage Mijn naam kennen, dat Ik het ben, die spreek: Zie, hier ben Ik" (52:6). Met andere woorden, God zegt: "Wanneer je in je ergste beproeving zit, zal Ik komen en een Woord tegen je spreken. Je zult Me horen zeggen: "Ik ben het, Jezus, je Heiland. Wees niet bang".

Christus vervulde deze belofte tot de letter in Mattheüs 14. De discipelen waren in een boot in een verschrikkelijke storm, en werden heen en weer geschut door grote golven door de wind. Plotseling zagen de mannen Jezus naar hen toekomen over het water. De Schriften zeggen: "Toen de discipelen Hem over de zee zagen gaan, werden zij verbijsterd en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van vrees" (Mattheüs 14:26). Wat deed Jezus op dat angstige moment? "Terstond sprak Jezus hen aan en zeide: Houdt moed, Ik ben het, weest niet bevreesd!" (14:27).

Ik heb me afgevraagd wat Jezus bedoelde met deze woorden: "Houdt moed". Waarom zou Hij dat zeggen tegen mannen die dachten dat ze op het punt stonden te sterven?

Het woord: "houdt moed" betekent: "verlost te zijn, gelukkig, vrij van angst". En hier, in de tijd dat de discipelen in de ellende zaten, verbond Jezus het Woord aan Zijn identiteit. Bedenk, deze mannen kenden Hem persoonlijk. En Hij verwachtte van hen dat zij op Zijn Woord zouden handelen uit geloof. Hij zei: "Daarom zal Mijn volk te dien dage Mijn naam kennen, dat Ik het ben, die spreek: Zie, hier ben Ik" (Jes. 52:6). Nu ben Ik naar jullie toegekomen in jullie storm. Ik ben het, Jezus, die hier temidden van dit alles met jullie spreekt. Daarom: "houdt moed". Evenzo verwacht onze Heiland deze reactie van geloof van ons, in onze tijden van ellende.

Vervolgens legt God Zijn vinger op de echte oorzaak van de angst en ontevredenheid van Zijn volk: "Gij vergeet de HERE, uw Maker, die de hemel uitspande en de aarde grondvestte" (Jes. 51:13). Hij zegt: "Jullie hebben Me in je crisis vergeten. Jullie hebben toegelaten dat jullie omstandigheden jullie beroofden van alle herinnering aan wie Ik ben. Ik ben de Schepper van het heelal, en bezit alle macht en majesteit. Ik ben bij machte je ieder moment te verlossen. Toch ben je dit helemaal vergeten".

De Heer wijst hen erop dat zij een gevangene zijn geworden van hun eigen angst, gebonden door nodeloze twijfels. In plaats van naar Zijn Woord te vluchten, strijden ze tegen hun banden. "IJlings wordt de kromgeslotene ontboeid, hij zal niet sterven, niet in de groeve dalen en hem zal geen brood ontbreken" (51:14). Eenvoudig gezegd: we zijn helemaal in beslag genomen geworden door onze omstandigheden. En we zijn Zijn Woorden vergeten tegen ons: "Die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning". (52:7).

De boodschap van de Heer zou niet duidelijker kunnen zijn: "Je ziet Me niet als een God die je omstandigheden ten goede kan keren. Je bent zo verlangend verlost te worden uit je problemen, dat je je afgekeerd hebt van Mijn glorie en macht. In plaats daarvan zit je maar te vechten, en roept: "God, haal me hier uit". Maar alles wat je nodig hebt is een glimp van Mijn majesteit".

Denk er eens over na: onze Heer heeft nog nooit Zijn volk in de steek gelaten. Hij dringt er bij ons op aan: "Kijk eens naar de geschiedenis van Mijn kinderen, in beide Testamenten. Ik heb ze steeds weer verlost, bij elke gelegenheid. Ik heb nooit toegelaten dat de vijand verwoestte die op Mij vertrouwden.

"Kijk nu eens naar jullie eigen geschiedenis met Mij. Heb Ik je ooit níet verlost? Ben je ooit zonder Mijn voorzieningen geweest? Mijn dienaar David getuigde: "Ik ben oud en grijs, en ik moet nog zien dat Gods volk om brood moet bedelen". Ik ben een liefdevolle Vader, en Ik zal altijd in jullie behoeftes voorzien".

"Waak op, waak op, bekleed u met sterkte, Sion; bekleed u met uw pronkgewaden… Schud het stof van u af" (Jes. 52:1-2). God roept tegen Zijn terneergeslagen dienaren: "Sta op en schud het stof van u af. Ik ben Uw Heer. En jullie zijn nog steeds Mijn rechtvaardigen. Jullie hebben toegelaten dat de vijand jullie ervan overtuigd heeft dat jullie vies zijn en niet schoon. Hij zegt dat jullie geen recht hebben de klederen van Christus van rechtvaardigheid aan te trekken. Maar Ik beveel jullie om op te staan, doe die klederen weer aan, en neem je wettige plaats in om met Hem te heersen. Je moet satan niet meer over je heen laten lopen. Mijn Woord heeft je rechtvaardig gemaakt".

Hoe kunnen gelovigen vandaag weer tot het besef komen van hun werkelijke conditie en het stof van zich afschudden? Wat moeten wij doen om niet langer voor de vijand neer te buigen? David antwoordt: "Al mijn bronnen zijn in U!" (Psalm 87:7). Hij zegt: "Alles wat ik nodig heb, kan ik in U vinden, Heer. U alleen bent de bron van mijn leven. U bent alles wat ik nodig heb om volmaakt te zijn, vreugdevol, gelukkig en rustig".

Ik kwam lang geleden tot deze zelfde conclusie. Niets verzadigt het verlangen van mijn ziel buiten Jezus. Niets op deze aarde kan benaderen wat ik in Hem heb: niet mijn gezin, niet mijn vrienden, niet succes in mijn bediening. Je kunt al de boeken nemen die ik heb geschreven, al de werken die ik heb gedaan, al de miljoenen die ik heb aangeraakt door mijn conferenties, zelfs mijn liefde voor prediking. Je kunt het allemaal wegnemen, omdat niets in vergelijking staat met de vreugde van intimiteit met Christus.

Geef me alleen maar een grotere openbaring van Christus. Laat me steeds dichter naar Hem toe mogen komen. Laat me Zijn wegen steeds beter mogen begrijpen. Dat is wat mijn ziel doet roepen: "Halleluja!" en dat is wat mijn hart van vreugde doet opspringen. Mijn dorst wordt alleen gelest als ik drink van Zijn bron. Jezus is ook de reden dat het me niet langer kan schelen of mijn omstandigheden veranderen. Ik ben tevreden dat Mijn Heer iets van Hemzelf aan mij heeft geopenbaard. En de genade die Hij verschaft, evenaart alle omstandigheden waarin ik terecht zou kunnen komen.

Christus zelf ervaarde zo'n machtige genade toen Hij op aarde leefde. Toen Hij het kruis te verduren kreeg, bad Hij in doodsnood drie keer: "Vader, laat deze beker aan Mij voorbij mogen gaan". De derde keer dat Hij bad, kwam er een engel en diende Hem. Op dat ogenblik ontving Jezus de kracht om de komende gebeurtenissen te kunnen doorstaan. En volgens de Schriften bad Hij zelfs nog ernstiger. Maar, zegt de Bijbel, Zijn doodsnood bleef voortduren.

Ik vind dit verbazingwekkend. Zelfs nadat Hij van de Vader Zelf kracht had ontvangen, was Jezus nog steeds in doodsnood. Blijkbaar maakte dit Hem alleen maar nog meer vastbesloten om te bidden. Je zou kunnen zeggen: "De Vader heeft Jezus dus eigenlijk niet verlost van die doodsnood". Maar dat deed Hij wel. De kracht die Christus ontving uit de hemel verloste Hem uit zijn beproeving. Het bracht Hem naar het kruis en daarna bracht het Hem in Gods glorie. We weten allemaal dat Jezus ons voorbeeld is. En hier geeft Hij ons een duidelijke voorbeeld als Hij in wezen bidt: "Vader, Ik geef toe dat Ik hieruit gehaald wil worden. Maar toch haast Ik Me niet om uit deze beproeving weg te komen. Ik ga niet worstelen met Mijn omstandigheden. Ik wil alleen weten of U in Mijn crisis bent. Niet Mijn wil, maar de Uwe worde gedaan".

Ik dank God voor de vele overwinningen en successen waarin ik me heb mogen verheugen tijdens mijn vijftig jaar bediening. Maar ik moet bekennen, net als Jacob: "Weinig in getal en kwaad zijn al mijn levensjaren geweest" (Gen.47:9). Het Hebreeuwse woord voor "kwaad" betekent hier: "tegenspoed, narigheid, ellende, rampen, moeilijkheden, droefheid, een bezwaard hart". In het kort: ik weet wat het is om een gevangene te zijn van vrees en wanhoop. Bij tijden, toen ik nog een jonge pastor was, had ik het gevoel dat ik weg wou gaan uit de bediening. Ik voelde me zo terneergedrukt, de duivel had van mij zijn steen gemaakt om over heen te lopen. En vele nachten heb ik tot God geschreeuwd: "Waar bent U?"

Maar ik identificeer me ook met Jeremia. Hij verklaarde: "Maar zeide ik: Ik wil aan Hem niet denken en in Zijn naam niet meer spreken, dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn gebeente; wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet" (Jer. 20:9). Pas toen ik echt aan het einde was van mijn latijn maakte het me niet langer uit of God mijn omstandigheden zou veranderen. Tóen bracht Hij me in Zijn rust, en was ik niet langer terneergeslagen.

Je zult misschien een aanraking van God in de kerk ervaren, en bemoedigd naar huis terugkeren. Maar als dat gevoel weer wegslijt, realiseer je je dat je omstandigheden nog net zo zijn. Wat is de oplossing, vraag je jezelf af? Elke verandering moet binnen in ons plaats vinden, en niet in onze omstandigheden. We moeten zó aan Jezus zijn overgegeven, dat Híj ons alles wordt, onze énige bron van voldoening.

Een pastor vertelde me hier een mooi verhaal over. Een jonge vrouw in zijn kerk was geboren met een extreme vorm van mismaaktheid in haar gezicht. In al haar tienerjaren droomde ze ervan een man te ontmoeten die van haar zou houden, ondanks haar handicap. Ook in haar twintigerjaren bleef ze naar die man verlangen, en ook naar een kind. Tijdens die jaren bracht ze haar verzoek getrouw bij de Heer, in de hoop dat Hij haar gebed zou beantwoorden.

Niet lang geleden ging deze jonge vrouw naar haar pastor. Ze gaf hem een stuk zeep en een baby-ratelaar. Ze zei: "Pastor, ik wil graag dat u deze dingen van mij krijgt. Ze hebben te maken met een droom die ik heb gehad sinds ik een klein meisje was:

"Iedere keer dat mijn vader zich waste, zei hij tegen me: "Liefje, ga even een stuk zeep voor me halen". Ik haalde dat graag voor hem. Het maakte dat ik het gevoel kreeg dat ik nodig was en dat hij blij met me was. Toen ik ouder werd, hoopte ik altijd dat een echtgenoot dat ook tegen mij zou zeggen. Dan zou ik liefdevol kunnen antwoorden, net zoals ik deed bij mijn vader. Wat betreft de baby-ratelaar, die herinnert me aan mijn verlangen om een kind te hebben.

Ik wil dat u weet, dat ik deze dingen niet meer nodig heb. Ik heb die dromen van me afgezet. Ik heb ze ingeruild voor iets beters. Ziet u, ik heb vrede met mijn omstandigheden. Ik weet dat ze nooit zullen veranderen. Daarom heb ik ze aan de Heer overgeleverd. Nu vult Jezus geheel mijn leven. Híj is mijn bron van vreugde geworden. Ik heb in Hém gevonden wat geen echtgenoot mij zou kunnen geven. Hij nam mijn oude dromen en gaf mij Hemzelf. De Heer is mijn echtgenoot. En de kinderen die u in de kerk naar mij toe ziet komen, zijn de kinderen die Hij me heeft gegeven. Ik ben onmetelijk gezegend. Dus, alstublieft, neemt u deze symbolen van me aan. Ik ben eindelijk verlost van hun gewicht."

De pastor zegt dat alle gevoelens van ontmoediging bij deze vrouw weg zijn. Zij zou niet gelukkiger kunnen zijn. En ze is de meest liefdevolle persoon in zijn kerk geworden.

Toen beleed de pastor, met vriendelijke woorden, dat hij ook aan het veranderen was: "Ik heb mijn droom om een grote kerk te hebben, aan God overgegeven", zei hij. Mijn gemeente groeide niet zoals ik dacht dat die zou moeten groeien. Ik wilde vruchten zien komen van mijn bediening. Dat verlangen veroorzaakte dat ik mijn best deed om te slagen in de ogen van andere mensen. Maar ik wil nu nog maar één ding. En dat is: een kerk waar liefde heerst. Ik wil pastor zijn over mensen die om elkaar geven, een liefdevolle familie van gelovigen. Het doet er niet toe hoe groot of klein we zijn. Als ik voor de Heer sta, wil ik weten dat ik mijn mensen leerde lief te hebben zoals Jezus liefheeft."

Deze man is in Gods rust gekomen.

Zelfs onze meest vrome dromen kunnen dwaas worden als we ze niet inruilen voor Christus. Als onze Heer die dingen voor ons wil, dan zal Hij ze laten gebeuren. Ondertussen moeten wij in Zijn vrede leven. Hij herinnert je er nu aan: "Ik heb je verlossing bevolen. Nu, sta op uit het stof. De vijand kan niet meer over je heenlopen. Ik heb je kracht gegeven."

Dutch