Een opbeurende, troostende boodschap voor gedeprimeerde mensen
Voor al jullie gelukkige, gezonde christenen die zich helemaal positief voelen en onder een blauwe hemel leven en die zich nu in de zonneschijn van hun leven verheugen is deze boodschap niet bestemd.
Deze boodschap is alleen voor hen die zich gedeprimeerd voelen; voor die kinderen van God die terneergeslagen zijn door wanhoop, eenzaamheid, verdriet, pijn, lijden. Het is ook een boodschap voor diegenen die zich gedeprimeerd voelen omdat ze geen ander menselijk wezen hebben om op te leunen. Ofschoon ze op de Heer leunen, is hun menselijke behoefte om lief te hebben en nodig te zijn niet vervuld.
Maar het allermeest is deze boodschap voor diegenen die de gevoelens van wanhoop niet kunnen afschudden omdat ze niet begrijpen waar ze door heen gaan. Ik weet van enige erg heilige christenen die een beproeving ervaren die zo zwaar en pijnlijk is, dat ze zich soms afvragen of God hen meer laat lijden dan ze aankunnen. Hun hartenpijn breek hen bijna en ze vragen zich af waarom hen gebeden voor bevrijding niet spoedig worden beantwoord.
Ik heb grote mannen en vrouwen van geloof gekend die een beproeving hebben ervaren die zo donker en diep was dat het leven haast niet meer de moeite waard leek om geleefd te worden. Een gelovige voorgangervriend van mij, die door de meest moeilijke beproeving van zijn leven ging, vertelde me: "David, pas geleden ben ik zo gedeprimeerd geweest, zo moe en afgemat, zo zat van alles en ontmoedigd, dat ik begreep waarom sommige mensen die geen christen zijn een eind aan hun leven willen maken.
Zelfmoord komt nooit in mijn gedachten; maar er zijn tijden dat, als het niet voor mijn Heiland zou zijn, ik niet door zou kunnen gaan. Ik zou liever doodgaan dan verdergaan zoals de dingen er bijstonden! Nu weet ik waarom zoveel mensen zich keren naar drugs en alcohol: ze moeten bedwelmd raken om verder te kunnen gaan. Ik weet dat God me eruit zal halen; maar nu haat ik het mijn bed uit te moeten. Maar toch vertrouw ik op God."
Ik kan bijna iemand horen zeggen: "Als die gelovige vriend van u op Gods beloften zou staan en in geloof zou leven, zou hij gelukkig zijn en het goed hebben. Hij zou God prijzen, glimlachen, en zich verheugen. Wat een twijfelaar moet het zijn. Wat een negatieve gedachtegang moet hij hebben."
Ik weet dat het Nieuwe Testament ons betere beloftes geeft dan het Oude. Ik weet dat God nooit zal toestaan dat we boven vermogen worden verzocht. Ik weet dat God wil dat al Zijn kinderen de rust van het geloof ingaan en zich geen zorgen maken en ongerust zijn. Ik weet dat er volledige overwinning is, vreugde voor allen die in Zijn Woord rusten.
Maar het feit is, dat God toestaat dat er tijden komen waarin je getest zult worden, waarin de ziel door een vurige beproeving moet gaan, die, zoals Gods Woord zegt, dient om ons te testen. God staat dus eigenlijk zware testen toe in ons leven om onze liefde voor Hem te bewijzen. "Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame" (1 Petrus 4:12).
Al de profeten voorspelden dat de heiligen van God getest zouden worden door vuur, net zoals goud wordt gezuiverd door het vuur. Jeremia zei: "Zie, Ik smelt en toets hen" (Jeremia 9:7). Daniël voorspelde dat in de eindtijd de heiligen ten zeerste beproefd zouden worden om hen te zuiveren en hen gereed te maken (Daniël 11:35). Zacharia profeteerde over het komen van het beproevende vuur: "en Ik zal hen smelten, zoals men zilver smelt, ja hen louteren, zoals men goud loutert" (Zacharia 13:9).
Het Nieuwe Testament wijst er op dat hevige beproevingen te verwachten zijn – zoals die aan alle mensen gebeuren. Zelfs de grote apostel Paulus sprak erover dat hij "terneergeslagen was, verbijsterd, en in wanhoop" (2 Cor. 4:8). En alhoewel hij van overwinning sprak tijdens al de beproevingen en testen, ervaarde hij niettemin wanhoop.
Er zijn tijden waarin je kunt weten in je hart dat je God dient met alles dat in je is – je bent er zeker van dat je Zijn Woord liefhebt. Je gelooft in al de beloftes; je weet dat Hij getrouw is en je belijdt dat ook; en je weet dat je bereid bent alles te doen wat God van je vraagt – en toch voel je je terneergeslagen. De duisternis gaat niet weg. De last weegt nog steeds zwaar op je. Er is geen teken dat je gebeden beantwoord worden. Je roept nog steeds uit: "Hoe lang nog, Heer? Hoe lang moet deze beproeving nog duren? Wanneer zal ik ooit uit dit vuur komen?"
Zijn er enige voorbeelden in de Bijbel van lijden en smart onder Gods mensen die ook op onze beproevingen zouden kunnen slaan? Ja! In feite moedigt Jacobus ons aan "als voorbeeld te nemen van lijden en smart: de profeten". Daarna richt hij zich op het lijden van Job.
"Zie, wij prijzen hen zalig, die volhard hebben; gij hebt van de volharding van Job gehoord en gij hebt uit het einde, dat de Here deed volgen, gezien, dat de Here rijk is aan barmhartigheid en ontferming" (Jacobus 5:11).
Hier is een rechtvaardige man van God die zo terneergeslagen was dat hij naar zijn dood verlangde. Hij werd zo overweldigd door smart en verdriet dat hij zijn wil verloor om te leven. Zijn zonen werden hem afgenomen met een plotselinge wrede slag. Hij verloor zijn rijkdom, zijn invloed, en zijn goede naam. Zijn vrienden, als zij dat waren, verlieten hem en zaten hem te veroordelen en te beschuldigen. Hen die hij had geholpen, keerden zich tegen hem. De mensen van wie hij hield gaven hem niet meer de hulp die hij nodig had. In plaats van hem te helpen, beschuldigden zij die om hem heen zaten hem ervan dat hij al de ellende over zichzelf had afgeroepen. Zelfs zijn eigen vlees en bloed begreep niet waar hij door heen ging. Geen enkel persoon trok er zich eigenlijk iets van aan.
Als Job naar de toekomst keek, kon hij niets anders zien dan pijn, tranen, eenzaamheid en leegte. Er was geen enkel lichtstraaltje dat scheen door de donkere wolken die over hem heen hingen. En naast al de strijd die hij ervaarde omdat hij alleen was in al zijn moeites, kwam een lichamelijke ziekte over hem. Zijn lichaam werd ook een vijand. Geestelijk, lichamelijk, financieel – op ieder gebied werd hij aangevallen. Job was terneergeslagen.
De eenzaamheid die Job ervaarde moet verschrikkelijk zijn geweest. En de wanhoop bleef zolang hangen, zonder dat er hoop was op verbetering, dat Job bitter begon te worden. Hij walgde van de dag waarop hij was geboren, alsof hij wou zeggen: "God, je hebt me in de wereld gebracht, maar waarvoor? Werd ik geboren om in ellende, pijn en kwelling te leven?" Hij vroeg zich af waarom God zo lang wachtte om hem te antwoorden.
Maar Jobs grootste wanhoop werd veroorzaakt door een dilemma dat hij helemaal niet kon begrijpen.
"(Waarom geeft Hij het licht) aan een man, wiens weg verborgen is, aan wie God elke uitweg heeft afgesneden?" (Job 3:23).
Het moeilijke dilemma is dit: Waarom maakt God dat Hij zo reëel voor me wordt, maar laat Hij toch toe dat ik door narigheid wordt overvallen? God blijft Zijn Woord aan mij openbaren; Hij is zo'n realiteit voor mij als ik in gebed ben; ik zie het licht van Zijn glorie en trouw – maar de weg voor me is nog steeds donker. Hoe kan het dat er zo veel licht in mijn ziel wordt gegeven – en dat ik toch nog verbijsterd ben, nog steeds weggescholen, ingesloten door narigheid? Job zei eigenlijk: "God, alles lijkt tegen mij te zijn; ik kan geen uitweg zien – dus waarom blijft U dan doorgaan mij al die beloftes van bevrijding te geven?" Met andere woorden: "Ik heb de boodschap; ik zie de waarheid; Ik weet wat U zegt – maar waar is de oplossing voor mijn problemen?"
Het gebeurt vaak dat de ergste beproevingen van een gelovige komen net na de meest geweldige openbaring en geestelijke groei. Als kind van God kun je in een langdurige beproeving komen net nadat je geestelijk geweldig gegroeid bent. God lijkt je te hebben voorbereid om door een zware tijd van beproeving te gaan. Dus onderga je gewillig zijn kastijdende hand. De moeilijke dagen die volgen dwingen je om alleen op God te vertrouwen. Je weet dat je in de oven zit; je weet dat alleen Zijn bovennatuurlijke kracht je er door heen kan helpen – en je wil alle lessen leren die God je wil leren. Net als je het in je wanhoop wil opgeven, komt de Trooster en geeft de vermoeide ziel een korte adempauze. Je wordt verfrist en bemoedigd. Je begint voor je uit te kijken en je denkt: "Ik kom er uit! Bevrijding is net om de hoek! Nog een paar dagen of weken en alles zal weer helemaal in orde zijn."
Maar de dagen gaan voorbij, en, in plaats dat je lasten lichter worden, worden ze zwaarder. Net als je dacht dat het gevecht over was – wordt het juist erger! Je plannen komen niet uit. De dingen waar je op gehoopt had, gebeuren niet. Beloftes worden verbroken. De overwinning waar je zo naar verlangd had, komt niet tot stand.
De profeet Jeremia ging precies door zo'n beproeving. Hij had gehoopt op bevrijding, maar, in plaats daarvan, werd hij in de put van wanhoop geworpen. Hij riep uit: "Hij heeft mij iedere uitgang versperd, mij in zware koperen ketenen geklonken. Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep, versmaadt Hij mijn gebed. Hij heeft mijn weg versperd met steenblokken, mijn paden onbegaanbaar gemaakt." (Klaagliederen 3:7,9).
Hoe duidelijk beschrijft deze profeet de gevoelens van een kind van God die zichzelf zo verschrikkelijk diep terneergeslagen voelt: dat ingesloten gevoel; lasten die als kettingen aanvoelen die steeds zwaarder worden; muren van steen met in iedere richting een onzekere weg voorwaarts, een kromme weg.
Houd in gedachten dat dit dezelfde Jeremia is die Christus zo vaak citeerde. Hoe kon een profeet van God, die tegen koningen en naties donderde, in zo'n diepe depressie en wanhoop vallen? Grote koningen en aanvoerders van machtige legers luisterden naar zijn woord. Dit is dezelfde profeet die koning Johanan en Hoshaiah en al hun legers tien dagen liet wachten omdat hij eerst God om leiding moest vragen.
"Het geschiedde nu na verloop van tien dagen, dat het woord des HEREN tot Jeremia kwam. Toen ontbood hij Jochanan, de zoon van Kareach, en al de legeroversten die bij hem waren, en het gehele volk van klein tot groot, en zeide tot hen: Zo zegt de HERE,…"(Jeremia 42:1-9).
Steeds weer had de Heer gesproken tot deze nederige profeet. Hij had geweldige openbaringen ontvangen en machtige zalvingen van de Heilige Geest. Hij wist wat het was om uit de binnenkamer te komen met duidelijke aanwijzingen van de Heer. Maar nu voelde hij zich terneergeslagen, zéér terneergeslagen. Nu hij eenzaam was, en zich verworpen voelde, dacht hij dat God opgehouden was zijn roepen te beantwoorden en stond hij toe dat die oude wortel van bitterheid opsprong, en, als resultaat hiervan, werd hij rusteloos en verontrust. Hij raakte uit zijn geestelijke evenwicht, en riep:
"…Hij heeft mij met bittere kruiden verzadigd en mij met alsem gedrenkt." (Klaagliederen 3:15).
Jeremia kon Gods hand in zijn leven niet meer zien. Hij kon niet langer zien dat God in alles was wat hem overkwam. Hij dacht dat hij nu alleen was; dat alle goddelijke leiding op niets was uitgelopen; dat misschien, achteraf bekeken, het licht in hem eigenlijk duisternis was.
"…Mij heeft Hij gevoerd en doen gaan in duisternis en donkerte…"(Klaagliederen 3:2).
Hoe droevig, maar hoe vaak gebeurt dit niet bij alle mensen van God: Jeremia kwam echt op zijn dieptepunt terecht. Hij kon niet lager komen. Luister naar zijn verdrietige hopeloosheid: "Ik dacht: vergaan is mijn kracht, vervlogen mijn hoop op de HERE. Gedenk aan mijn ellende en omzwerving, aan de alsem en het vergif" (Klaagliederen 3:18-19).
Ik vraag me af hoeveel van mijn lezersvrienden de zielenstrijd van Jeremia kunnen begrijpen toen hij terneergeslagen was. Ben jij ook op het punt in je beproeving dat je kunt uitroepen: "God, ik ben aan het eind van wat ik aankan! Ik kan er echt niets meer bij hebben! Ik voel me zo bedroefd dat ik zou kunnen sterven! Ik kan niet dieper gaan dan ik op het ogenblik ben! Ik kan het niet begrijpen! Wanneer zal deze duisternis voorbijgaan!"
Vraag je je af of ooit de dag zal komen dat je weer gelukkig en zonder zorgen zult zijn? Maak je je zorgen dat je beproeving al te lang heeft geduurd en dat je het nooit zult uithouden als het nog langer doorgaat? Blijft er steeds niets over van je hoop en van al je dromen – alsof je veroordeeld bent tot een leven van ellende en narigheid? Dank God: er is een antwoord op dit alles in het Woord van God. Er is ons een boodschap van troost gegeven voor allen die zich terneergeslagen voelen.
Tot dus ver hebben we onze aandacht gericht op het probleem. Maar laten we nu de weg gaan bekijken naar overwinning over alle wanhoop. We kunnen beginnen met de profeet naar wie we hebben verwezen als ons voorbeeld van lijden, omdat hij ook het voorbeeld geeft voor geloof en hoop.
In zijn donkerste uur ontdekte Jeremia een geweldige waarheid die nieuwe hoop en geruststelling bracht aan zijn geest. Het was iets wat hij al wist over God, maar het raakte zijn ziel niet totdat hij aan het eind van zijn kunnen kwam. Hij ontdekte dat helemaal op het allerdiepste punt God aanwezig was! Hoe dieper hij ging, hoe meer hij van God ontdekte. Naar beneden gaan betekende niet: gaan naar één of andere donkere, verborgen, beangstigende afgrond – maar het betekende dieper in God gaan. God was niet te ontdekken "ergens daarboven" door heerlijk te zweven in een hemelsblauwe lucht, maar in de diepte van verdriet en wanhoop. Toen Jeremia de bodem raakte, kwam hij God tegen! Hij viel hard tegen de getrouwheid van een medelijdende God. Luister naar zijn ontdekking:
"God is een God van medelijden…Zijn barmhartigheden houden niet op…elke morgen zijn zij nieuw… groot is uw trouw!…" (Klaagliederen 3:22,23).
Beetje bij beetje begon Jeremia zich enige grote waarheden te realiseren die alleen ontdekt kunnen worden door diegenen die in de diepte zitten.
Wateren stroomden over mijn hoofd; ik dacht: ik ben verloren. Ik roep uw naam aan, o HERE, uit het onderste van de put. Gij hoort mijn stem: verberg uw oor niet voor mijn zuchten, mijn hulpgeschrei. Gij zijt nabij ten dage, dat ik U aanroep, Gij zegt: Vrees niet. (Klaagliederen 3:54-57).
- Alhoewel Jeremia zegt: "Gij hebt U gehuld in een wolk, ondoordringbaar voor het gebed", zegt hij ook: "Gij ziet, o HERE, mijn verongelijking, ach, verschaf mij recht" (Klaagl. 3:44,59).
- Want als Hij bedroefd heeft, ontfermt Hij Zich naar de grootheid van zijn gunstbewijzen. (Klaagl. 3:32).
- God heeft pijn als ik pijn lijdt, Hij wil dat mijn ellende ophoudt! (Klaagl. 3:33).
- God is niet tegen me en hij probeert niet onder zijn voeten alle gevangenen der aarde te vertrappen (Klaagl. 3:34).
- God probeert niet welk plan dan ook van mij te saboteren; Hij veroorzaakt niet mijn verwarring. Hij werkt niet tegen mij (Klaagl. 3:35).
- Zelfs in mijn wanhoop en bitterheid, toen ik het haatte om een nieuwe dag te zien – hield Zijn medelijden niet op. Zijn barmhartigheden houden niet op – zij zijn nieuw iedere morgen (Klaagl. 3:22,23).
- Omdat God altijd trouw is, zal Hij mij recht doen. Hij zal me niet verwerpen. God zal me redden. (Klaagl. 3:58).
- Als ik op mijn diepste punt ben, dan heb ik niemand om naar toe te gaan dan God; daarom zal ik mijn hart en handen naar Hem opheffen en Hem danken voor Zijn trouw! (Klaagl. 3:40,41).
- Doordat ik zo terneergeslagen ben, heb ik geen kracht en geen hoop meer over. Ik voel me nu alleen nog maar leeg en vernederd – dus, nu kan ik me helemaal van Hem afhankelijk maken om Zijn genade te ontvangen. (Klaagl. 3:18,20,21).
Wat het allemaal betekent is eenvoudig dit: Haal je ogen van je problemen en beproevingen en herinner jezelf eraan dat God nog steeds getrouw is en dat Zijn medelijden en tedere liefde voor jou is om je toe te eigenen.
Treed streng op tegen je ongeloof en zeg tegen je ziel: "Wacht eens even – God is nog steeds God! Hij is nog steeds op Zijn troon, en hij hoort en beantwoord gebed. God gaat ten behoeve van mij handelen en hij zal dat niet één minuut te vroeg of te laat doen. Hij probeert niet om me te kwetsen; Hij houdt van mij. God vloeit over van liefde voor mij; Hij geeft om mij. En nu, alhoewel ik terneergeslagen ben en pijn lijdt, is Hij niet ver weg. Hij ziet iedere beweging die ik maak; Hij verzamelt al mijn tranen; Hij zal spoedig actie ondernemen en doen wat gedaan moet worden – op tijd! God is groter dan mijn probleem! God is te heilig dat hij ontrouw zou zijn. Zijn beloftes zijn ja en amen. Dus zal ik rustig wachten totdat mijn Heer me naar een veilige plek brengt. En tot dat moment, is Hij bij me in het donkerste uur. Ik ben niet alleen – Hij heeft beloofd om mij niet te verlaten of in de steek te laten! In mijn verdriet zal Hij mij troosten! Zelfs in de dood zal Hij me niet verlaten.