Een vriend van zondaren

"De Zoon des mensen is gekomen… een vriend van tollenaars en zondaars" (Matth.11:19). In Lucas 7 lezen we het verhaal van een farizeeër genaamd Simon, die Jezus uitnodigde om naar zijn huis te komen om daar een maaltijd te houden. Deze vrome man nodigde ook een selecte groep van leiders uit, waarvan hij er één was, om aan het avondeten deel te nemen. Hoogst waarschijnlijk waren die gasten ook farizeeërs.

Het was duidelijke een erg religieuze samenkomst. Simon en zijn mede-farizeeërs hielden nauwkeurig de wet, gaven precies hun tienden weg en gingen dagelijks naar Gods huis. Ze waren zéér rechtvaardig in hun eigen ogen, en ze beeldden zichzelf in dat ze de heilige mannen van hun generatie waren. Ik ben er niet zeker van waarom een farizeeër Jezus zou uitnodigen om maaltijd te komen hebben en daarbij ook nog andere religieuze leiders ging uitnodigen om te komen eten. Een aannemelijke reden voor de uitnodiging was dat Simon en zijn vrienden wilden bepalen of Jezus een profeet was of juist niet. De passage maakt duidelijk dat Simon wist van de reputatie van Jezus dat Hij een profeet zou zijn (zie Lucas 7:39).

In die cultuur was het de gewoonte om iedere gast des huizes te begroeten met een wasbakje met water en een doek, om het stof weg te wassen van de voeten van de bezoeker. (Er waren toen nog geen geplaveide wegen, dus waren de voeten van de mensen altijd stoffig van de reis). De gast werd ook begroet met een kus op iedere wang. Daarna werd hem een klein bakje gegeven met een zalf op olie basis om door het haar te wrijven, dat hoogst waarschijnlijk een beetje vocht behoefde.

Als ik deze passage lees, lijkt het dat Simon regelingen had getroffen om zijn andere gasten al plaats te laten nemen voordat Jezus kwam. En die andere gasten hadden, bijna zeker, deze verfrissing die volgens de gewoonte was, al gehad. Per slot van rekening wilde geen farizeeër een reputatie hebben onder zijn collega's dat hij ongastvrij zou zijn. Maar de passage maakt duidelijk dat Jezus zulke gastvrijheid niet ontving. Alles wat Hij kreeg toen Hij binnenkwam was neerbuigend gedrag. Er was geen water om het stof van Zijn voeten af te wassen, geen hoffelijke kus op Zijn wangen, geen zalf voor Zijn hoofd (zie Lucas 7:44-46). In plaats daarvan werd Hij naar de tafel geleid als een minder belangrijke bezoeker, en moest hij tezamen met de anderen gaan aanliggen met zijn nog stoffige voeten.

De Schriften maken ons niet duidelijk waar deze groep over discussieerde rondom die eettafel, maar we kunnen aannemen dat het met theologie te maken had. De farizeeërs waren in dat onderwerp gespecialiseerd, en ze hadden geprobeerd bij andere gelegenheden Jezus te beduvelen met "prachtige" vragen. Maar Christus wist wat in het hart zat van deze mensen, en het werd snel duidelijk.

Het volgende dat we lezen is, dat een vrouw van de straat, die "een zondares was", in dit tafereel binnenviel. Op de één of andere manier was deze beruchte vrouw binnengedrongen, de dienaren van het huis voorbijlopend, en was zij naar de tafel gegaan waar die religieuze mannen aan het eten waren. Daar stond zij aan de voeten van Jezus, een alabasten doosje met parfum vasthoudend en huilend.

Simon en zijn vrienden moeten te verbijsterd zijn geweest om te handelen. Inderdaad, ze waren waarschijnlijk verlamd van schrik. Ze herkenden deze vrouw als die grote zondares in hun stad (ze is misschien een prostitué geweest). Ik kan me voorstellen wat die religieuze mannen aan het denken waren: "Wat gênant dat die vrouw zo maar in deze "Jezus-samenkomst" binnenvalt. We waren hier over theologie aan het praten, en plotseling komt deze vrouw uit de straat binnenlopen".

De zondige vrouw viel op haar knieën, nam de voeten van Jezus in haar handen, en begon ze met haar haren te wassen. Bij dit tafereel moeten de farizeeërs happend naar adem gedacht hebben: "O, nee, hoe kan Jezus toestaan dat deze vrouw Hem aanraakt? Het is helemaal tegen de wet om contact te hebben met iemand die onrein is. Hij zou niet eens moeten toestaan dat ze Zijn kleren aanraakt. Maar toch laat Hij een prostitué Zijn voeten vasthouden".

En toen deed zij iets wat ondenkbaar was: ze liet haar haren zakken. Geen fatsoenlijke joodse vrouw zou zo'n daad publiekelijk doen. Maar deze beruchte vrouw gebruikte haar haar om de voeten van Jezus schoon te wassen. Tenslotte opende zij het alabasten doosje en deed zij parfum op de voeten van Christus.

De farizeeërs waren nu verontwaardigd, en dachten: "Wat een schandelijke daad! Dit is erotiek. Jezus kan onmogelijk een profeet zijn. Als Hij echt van God was gezonden, zou Hij geweten hebben dat deze vrouw zondig was en en zou Hij deze vleselijke vertoning gelijk gestopt hebben". Inderdaad, de Schriften zeggen dat dit precies de gedachtes waren van Simon (zie Lucas 7:39).

Maar Jezus las de gedachten van Zijn gastheer en zei tegen hem: "Simon, Ik heb u iets te zeggen" (7:40). Ik wil hier stoppen om over de woorden van Jezus aan Simon na te denken. Het feit is dat ik, nadat ik dit verhaal verschillende keren had gelezen, door de Heilige Geest werd gestopt en Hem tegen mij hoorde fluisteren: "David, Ik heb je iets te zeggen in dit verhaal". Inderdaad, ik geloof dat de Heer tegen ons allemaal hier iets te zeggen heeft.

Ik voelde me geleid om mijzelf in dit verhaal te plaatsen en mijzelf te onderzoeken in het licht van de waarheid ervan. Onmiddellijk zag ik dat er twee geesten aan het werk waren in deze passage: de geest van farizeïsme, en de geest van Christus van vergeving en herstel. De farizeeërs straalden een veroordelende, "ik ben heiliger dan jij" geest uit, en ze veroordeelden zowel de beruchte vrouw als Jezus. Maar Christus liet de geest van vergeving en herstel zien toen Hij tegen Simon zei dat Hij iets tegen hem had te zeggen.

Ik belijd dat toen ik mijzelf in dit tafereel plaatste, mijn eerste gedachte was: "Natuurlijk, ik heb de geest van Jezus. Ik ben een vriend van zondaars. Ik heb jaren doorgebracht in de bediening aan verslaafden en alcoholici, aan prostitué's, aan de ergste zondaren. Ik heb geen farizeïsme in me".

Dat dácht ik tenminste. Inderdaad, de meesten van ons denken: "Ik ben niet zo'n soort van gelovige. Ik oordeel niet over anderen". Maar het is de geest van farizeïsme die redeneert: "Ik ben niet zoals anderen. Ik ben rechtvaardiger, heiliger". Bij tijden hebben de meesten van ons jaloersheid toegestaan, of boosheid die onze meningen over anderen kleurde.

Ik vind de beste definitie van een farizeeër deze: degene die de zonde van anderen registreert, maar die van zichzelf rechtvaardigt". Jezus illustreert dit door te wijzen op een gebed van een farizeeër in de tempel: "O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten" (Lucas 18:11-12).

Eenvoudig gezegd, de geest van farizeïsme zegt: "Alle anderen hebben het fout. Overal om me heen zie ik niets anders dan zonde en compromieën. Maar ík doe het goed. Ík ben een verdediger van de waarheid".

Christus vertelde een gelijkenis tegen Simon over twee mannen die een schuldeiser geld schuldig waren: "Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben?" (Lucas 7:41-42).

Simon leek de boodschap te begrijpen. Het volgende vers zegt: "Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft" (7:43). Wat was precies de boodschap van Christus aan deze farizeeër? In het kort zei Hij tegen Simon: "Jíj bent degene die vergeving nodig hebt".

Zie je, toen Jezus eerst tegen hem zei: "Ik heb je iets te zeggen", bedoelde Hij: "Ik wil je tonen wat er in Mijn hart zit. Dit moment rond de tafel gaat niet over deze vrouw die hier is binnengekomen. Het gaat over jóu, Simon. Het gaat over de geest in je, je religieuze trots, je arrogantie, je veroordelende geest, je gebrek aan medelijden".

Ik geloof dat Jezus in wezen tegen de trotse farizeeër zei: "Deze zogenaamde "zondige" vrouw weet de diepte van haar verdorvenheid. Ze weet dat ze veroordeling verdient. Ze heeft haar hopeloosheid toegegeven en ziet zichzelf als de ergste zondaar. Juist de reden dat ze hier kwam en dit deed, is, omdat ze zo dankbaar is voor genade en vergeving van haar zonden.

"Deze vrouw ziet hoe jullie op haar neerkijken, Simon. Ze hoort het gefluister onder jullie allen en voelt jullie veroordelende woede. Maar ze zal jullie op haar beurt niet veroordelen. Nee, ze zal jullie ondanks dit liefhebben. En dat is omdat ze weet wat haar vergeven is. Ze is in staat om van iemand anders te houden, omdat er zoveel van haar gehouden is ondanks haar eigen zonden. Nu voelt ze dat ze geen recht heeft anderen te veroordelen.

"Maar jij, Simon, ziet de verdorvenheid van je eigen hart niet. Je zit deze gebroken vrouw te veroordelen, maar je ziet niet dat je net zo veel, of zelfs meer, genade nodig hebt. Jíj denkt dat ze veel vergeving nodig heeft en dat jij weinig vergeving nodig hebt. Maar dat is niet zo".

Denk aan wat Jezus tevoren had gezegd tegen de farizeeën: "Hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat maakt de mens onrein. Want van binnenuit, uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens onrein" (Mark.7:20-23).

In mijn vijftig jaar van bediening heb ik zo veel gekkigheid gezien, zoveel wat vals is, zo veel gesjacher met het evangelie, zoveel verdraaiing en valse doctrines. En ik weet dat dit alles de Heer heeft bedroefd. Jezus dreef de geldwisselaars in Zijn tijd uit en Hij ontmaskerde wat vals was. Maar Hij bewaarde Zijn felste aanklachten voor de farizeeën. Het evangelie overtuigt me ervan dat er niets was dat Christus meer haatte.

Ik heb gebeden: "Jezus, voordat ik nog een preek houdt over de conditie van Uw kerk, voordat ik nog één woord zeg over de tekortkomingen van een andere bediening, alstublieft, toon me dan eerst mijn eigen hart. Heilige Geest, machtige chirurg, snijd diep in naar mijn kanker toe en doorstraal mijn hart. Toon me de trots en hardheid in mijn eigen hart".

Pas geleden las ik dat er 3.700 pinkster-denominaties zijn in Amerika en ongeveer 27.000 wereldwijd. Daar nog bijgevoegd zijn er duizenden charismatische groepen en kleine denominaties. In Brazilië en Argentinië, Nigeria en andere Afrikaanse landen, zijn er nog eens honderdvoudig meer van deze denominaties. Baptisten lopen niet ver achter op het aantal verschillende denominaties.

Vele van deze denominaties zijn wat doctrine betreft gezond, doen een groot werk, en brengen geestelijke kerken voort. Ze preken het evangelie krachtig en winnen grote aantallen zielen. Maar er is ook veel wat godslasterlijk is, er zijn vele valse profeten, en veel gebedel voor geld van de armen.

Zo was het ook in de dagen van Christus. Er waren zoveel verschillende typen farizeeën, zoveel splintergroepjes van sadduceeën, zoveel priesters die tegenover elkaar stonden. Valse doctrines waren er vele, weduwen werden beroofd en de huizen van oude mensen werden bestolen, en dat allemaal om "religieuze" redenen.

Jezus maakte het duidelijk dat op een zekere dag de bedrijvers van zulke zondige daden allemaal geoordeeld zullen worden. Ze zullen ieder op die dag voor Hem staan en rekenschap moeten afleggen voor wat ze deden. Maar toen Jezus op aarde Zijn bediening deed, weigerde Hij tijd te besteden aan de praktijken van deze mensen. Hij zat nog niet op Zijn rechterstoel; in plaats daarvan richtte Hij Zijn aandacht volkomen op het werk van Zijn Koninkrijk.

In de komende dagen zullen we een toeneming gaan zien van gekkigheid en valsheid in de kerk als nooit tevoren. Engelen van licht zullen gaan opstaan, van demonen bezeten predikers en evangelisten die welbespraakt zijn, gearticuleerd en betoverend. Deze mensen zullen krachtige persoonlijkheden zijn en zullen heel knap zijn in het prediken van een woord dat geheel door de duivel geïnspireerd is.

Niet lang geleden zag ik zo’n evangelist op de televisie die op jacht was naar het binnenhalen van fondsen. Hij vertelde een wild verhaal over een vrouw die $100 gaf aan zijn bediening, en binnen een paar weken ontving ze een erfenis van meer dan $800.000.

Ik zat vastgelijmd aan mijn stoel in shock toen ik deze verschrikkelijke verleidelijke betovering zag gebeuren. Al gauw was kokend van kwaadheid, en ik riep tegen de hemelen: "Ik ga die man ontmaskeren!" Maar, het volgende dat ik wist dat de Heer fluisterde tegen mijn hart was: "Nee, dat doe je niet. Je laat hem alleen. De blinden leiden de blinden, en ze zullen beiden in een put vallen".

Ik geloof echt dat het mijn verlangen was het evangelie te verdedigen, maar ik reageerde in het vlees. Het feit is, Jezus heeft al een verklaring afgelegd over precies dit onderwerp. Zijn discipelen kwamen op een dag naar Hem toe, en zeiden: "Meester, u beledigt de farizeeën met datgene wat U leert". Jezus antwoordde hen: "Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen" (Matt.15:14).

Ik ben genoodzaakt geweest vele strenge woorden te spreken tijdens mijn jaren van bediening, woorden die opkwamen tegen valsheid en gekkigheid. Ik kom hier niet op terug, alhoewel ik weet dat ik soms in mijn ijver misleid ben geweest. Maar de dingen gaan zo erg worden, met zoveel dat de Heer kwetst, dat we gemakkelijk al onze tijd zouden kunnen besteden om die vuren te doven. Christus vertelt ons dat dat niet onze eerste focus behoort te zijn. In plaats daarvan geeft Hij ons een duidelijk woord over wat ons doel behoort te zijn in deze laatste dagen:

Denk eens aan de andere geest die zich liet zien in het huis van Simon de Farizeeër die nacht: de geest van vergeving en herstel. De Schriften zeggen ons: "En Zich naar de vrouw wendende" (Lucas 7:44). Hier zie ik hoe Jezus ons toont waar onze aandacht op gericht moet zijn: niet op valse religie, niet op valse leraren, maar op zondaren.

Zich afwendend van Simon en zijn gasten, keerde Jezus zich naar de vrouw en zei: "Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde… En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!" (7:47,50). Jezus toonde hier waarom Hij kwam: om een vriend te zijn van de gevallenen, van hen die geen vrienden hebben, van hen die door zonde zijn overmeesterd. En Hij zegt tegen ons vandaag: "Dáár gaat Mijn bediening nu over".

Evenzo, zegt de apostel Paulus, hoort dit óns aandachtspunt te zijn. We behoren gevallen personen niet te veroordelen, maar moeten proberen hen herstel te brengen en hun smaad te verwijderen. In feite maakte hij dit tot de test van echte geestelijkheid: een bereidheid om een gevallen persoon te herstellen. "Broeders, zelfs indien iemand op een overtreding betrapt wordt, helpt gij, die geestelijk zijt, hem terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf; gij mocht ook eens in verzoeking komen" (Gal.6:1).

Toen Paulus deze zin gebruikte: "ziende op uzelf", vraagt hij de Galaten hun eigen verleden in herinnering te brengen met hun eigen behoefte voor genade. Met andere woorden: "Wat heeft Christus in jou vergeven? Welke smaad in je verleden heeft genade weggehaald? De Heer bedekte die zonden toch allemaal? En denk nu aan al de onvriendelijke daden en gedachtes in je dagelijkse leven, en dan aan je eigen behoefte voor de altijd stromende genade en vergeving van Christus…".

De theoloog Johannes Calvijn zei, in wezen: de Christen die de zonden van anderen veroordeelt, terwijl hij zelf zondig is, is als een veroordeelde crimineel die de Rechterstoel beklimt om iemand anders te veroordelen. Vandaar de waarschuwing van Paulus: "Ziende op uzelf, gij mocht ook eens in verzoeking komen".

Paulus voegt er dan snel dit voorschrift over de manier hoe Christus het deed, aan toe: "Verdraagt elkanders moeilijkheden; zó zult gij de wet van Christus vervullen" (Gal.6:2). Wat is de wet van Christus? Het is liefde: "Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt" (Joh.13:34).

De waarheid is dat zonde de zwaarste last is van een mens. We kunnen eenvoudigweg niet zonde in anderen voorbijzien of goedpraten. Maar er is een manier waarop wij elkanders moeilijkheden kunnen verdragen, en dat is met zachtaardigheid, met liefde en vriendelijkheid en met correctie. We behoren berouwvolle broeders te herstellen in vriendelijkheid en liefde.

Paulus schreef aan Timotheüs hoe ze om moesten gaan met hen die: "in de strik des duivels zitten, die hen gevangen houdt" (2 Tim.2:26). Hij onderwijst: "Een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, geduldig, met zachtmoedigheid de dwarsdrijvers bestraffende. Het kon zijn, dat God hun gaf zich tot erkentenis der waarheid te keren en, ontnuchterd, zich te wenden tot de wil van Hem, (losgekomen) uit de strik des duivels, die hen gevangen hield" (2 Tim.2:24-26).

Als we de instructie van Paulus lezen om "elkaars moeilijkheden te verdragen, en zo de wet van Christus te vervullen", dan moeten we onszelf afvragen: "Wil ik echt op zo'n manier leven dat ik de Heer behaag, gehoorzamend aan Zijn Woord?"

O, de vele, vele manieren waarop ik God heb geprobeerd te behagen. Ik heb gebeden: "O, Heer, werp me neer in Uw aanwezigheid. Laat me huilen met gebrokenheid. Maak me berouwvol, wek mijn geest op, laat geen lauwheid me infecteren. Geef me een grotere hartstocht voor Uw Woord".

Al deze dingen zijn goed, ze zijn Bijbels, en het geeft ons een goed gevoel als we ze doen, omdat we weten dat we dingen doen die God behagen. Maar Paulus zegt: "Dít is wat de Heer het meest wil van ons, dít is Zijn Woord over hoe je de wet van Christus moet vervullen: verdraagt elkanders moeilijkheden, herstel de gevallenen".

Ik kan deze woorden van Paulus niet afschudden. Ze maken dat ik me afvraag: "Heer, hoe verdraag ik precies de moeilijkheden van een ander? Ik kan de zonde van een ander niet dragen, dat is het werk van Christus alleen. Toch, Heer, hoor ik U zeggen dat dít is wat U verlangt. Daarom behoor ik juist hiervan te weten hoe ik het moet doen, maar ik weet het niet. Wat zijn de aanwijzingen?"

Dit is wat ik hoor van de Heilige Geest: ik moet Hem vragen al mijn trots uit te graven, al mijn afgunst en jaloersheid, al mijn geoordeel en misleide ijver. En ik moet Hem vragen me Zijn geest van vergeving en verdraagzaamheid te geven. In het kort: Ik moet de geest zoeken die Jezus had in Simons huis.

Als we zo'n geest in ons hebben, dan werkt het als een machtige magnetische kracht om diegenen aan te trekken die Gods genade nodig hebben. Dát is wat de beruchte vrouw aantrok tot de geest van medelijden in Jezus. We weten dat het het werk is van de Heilige Geest om zondaren voor Christus te winnen en tot Hem aan te trekken. Maar waarom zou de Heilige Geest iemand naar ons toezenden die vergeving nodig heeft als we niet de geest van vergeving hebben…?

De grote evangelisten George Whitefield en John Wesley waren twee van de grootste evangelisten in de geschiedenis. Deze mannen predikten tegen duizenden op het open veld, op straat, in parken en in gevangenissen, en door hun bediening werden velen tot Christus gebracht. Maar er ontstond een twistpunt over leerstellingen tussen de twee mannen over hoe een mens wordt geheiligd. Beide kampen van leerstellingen verdedigden hun positie sterk, en er werden enige hatelijke woorden gewisseld, waarbij volgelingen van beide mannen op ongepaste wijze aan het argumenteren waren.

Een volgeling van Whitefield kwam naar hem toe op een dag en vroeg: "Zul je John Wesley in de hemel zien?" Hij vroeg, in wezen: "Hoe kan Wesley gered worden als hij zulke dwaalleer predikt?"

Whitefield antwoordde: "Nee, we zullen John Wesley niet in de hemel zien. Hij zal zo hoog verheven zijn dicht bij de troon van Christus, zo dicht bij de Heer, dat we hem niet kúnnen zien".

Paulus noemde dit soort geest: "vergroting van hart". En ook hij had deze geest in zich toen hij naar de Corinthiërs schreef, naar hun kerk waarin sommigen hem hadden beschuldigd van hardheid, waarbij ze akelige opmerkingen hadden geplaatst toen hij predikte. Paulus verzekerde hen: "Onze mond heeft zich tegen u geopend, Korintiërs, ons hart staat wijd open" (2Cor.6:11).

Als God je hart geopend heeft, zijn er plotseling zovele beperkingen en barrières weggenomen. Dan zie je niet meer door een kleine lensopening. In plaats daarvan merk je dat je door de Heilige Geest geleid wordt naar diegenen die pijn lijden. En degenen die pijn lijden worden aangetrokken tot jouw geest van medelijden door de magnetische kracht van de Heilige Geest.

Daarom, heb je een vriendelijk hart als je gewonde mensen ziet? Als je broeders of zusters ziet die in zonde zijn gevallen, die problemen hebben, die misschien op het punt staan te gaan scheiden…ben je dan geneigd hen eens te gaan vertellen wat er allemaal verkeerd is in hun leven? Dat hoeft hen helemaal niet gezegd te worden, want hoogst waarschijnlijk weten ze dat al. Wat Paulus zegt, is, dat gewonde mensen er behoefte aan hebben, hersteld te worden in een geest van nederigheid en zachtaardigheid. Ze moeten de geest ontmoeten die Jezus liet zien in het huis van Simon.

Hier is de oproep van mijn hart voor de dagen die mij resten: "God, haal al de bekrompenheid weg uit mijn hart. Ik wil Uw geest van medelijden hebben voor diegenen die pijn lijden…Uw geest van vergeving. Als ik iemand zie die gevallen is…Uw geest van herstel, om hun smaad weg te nemen".

"Haal alle kieskeurigheid uit mijn hart, en maak mijn liefde voor mijn vijanden groter. Als ik naar iemand toega die in zonde is, laat me dan niet in veroordeling gaan. Laat er, in plaats daarvan, een bron van water in me opspringen door een rivier van goddeljke liefde voor hen. En laat de liefde die hen wordt getoond, in hen een liefde voor anderen doen opwekken".

Dutch