Elke gelovige die God met zijn gebedsleven wil behagen, moet eerst deze kwestie afhandelen: "Heeft God alles wat ik nodig heb of moet ik elders nog antwoord halen?"
Dit lijkt een simpele vraag - misschien één die niet eens gesteld moet worden. De meeste christenen zouden het antwoord geven: 'Ja natuurlijk geloof ik dat God alles heeft wat ik nodig heb.' Maar in werkelijkheid zijn veel van ons daarvan niet overtuigd! We zeggen dat we het geloven, maar dan ontstaat er een crisis en God lijkt niet te antwoorden. Vaak geloven we in zware tijden niet echt dat Hij heeft wat wij nodig hebben.
Paulus vermaant ons: "Maar mijn God zal u, overeenkomstig Zijn rijkdom, voorzien van alles wat u nodig hebt, in heerlijkheid, door Christus Jezus." (Filippensen 4:19). De Heere heeft een magazijn van overvloed waarmee in al onze behoeften kan worden voorzien. Dienaren van het geloof weten dit.
God besteedde veertig jaar aan Israël om ze ervan te overtuigen dat ze nooit iets zouden missen. Hij beloofde dat Hij hun constante bron en bevoorrading zou zijn. "Want de HEERE, uw God, heeft u gezegend in al het werk van uw hand. Hij weet van uw tocht door deze zo grote woestijn. Deze veertig jaar is de HEERE, uw God, met u geweest. Het heeft u aan niets ontbroken." (Deuteronomium 2:7).
God zei: "Er is geen schaarste, geen tekort bij Mij. Ik heb alles wat je nodig hebt, en ik heb het aan jou gegeven."
"Want de HEERE, uw God, brengt u in een goed land: een land met waterbeken, bronnen en diepe wateren, die ontspringen in het dal en op het gebergte; een land met tarwe en gerst, wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels; een land met olierijke olijfbomen en honing; een land waarin u zonder schaarste brood zult eten, waarin het u aan niets ontbreken zal; een land waarvan de stenen ijzer zijn, en waarin u uit zijn bergen koper kunt hakken. Als u dan gegeten hebt en verzadigd bent, loof dan de HEERE, uw God, voor het goede land dat Hij u gegeven heeft." (Deuteronomium 8:7-10).
Vandaag heeft de Heere ons in ons beloofde land gebracht: Christus!
Jezus is voor ons een blijvende plaats waar nooit aan iets tekort is. Hij vertegenwoordigt de volheid van de Godheid lichamelijk.
In het Oude Testament hadden de gelovigen de ‘shekinah’ glorie van God. Maar God zegt dat Hij iets nog beters voor ons heeft verzorgd en dat is de aanwezigheid van Jezus zelf. Hij is voortdurend aanwezig in ons.