God aan zijn eigen woord binden
De Heer heerst over de hele schepping met majesteit en kracht. Zijn wetten beheersen het hele universum – de gehele natuur, elk land en alle bezigheden van mensen. Hij heerst over de zeeën, de planeten, de hemellichamen en al hun bewegingen. De bijbel vertelt ons:
“Die door zijn sterkte voor eeuwig heerst, wiens ogen de volken gadeslaan” (Ps. 66:7). “De Here is Koning. Met Majesteit heeft Hij Zich bekleed; de Here heeft Zich bekleed, Hij heeft zich met kracht omgord... Uw troon staat van oudsher, van eeuwigheid zijt gij. Uw getuigenissen zijn zeer betrouwbaar” (Ps. 93: 1-2, 5).
Deze psalmen werden geschreven door David, die in wezen getuigt: “Heer, Uw getuigenissen – Uw wetten, verordeningen en woorden – zijn onherroepelijk. Ze zijn volkomen betrouwbaar”. Bij de schrijver van Hebreeën weerklinkt dit, als hij verklaart dat Gods Levende Woord eeuwig en onveranderlijk is: “gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid”. (Hebr. 13:8).
Denk erover na: er zijn wetten werkzaam in het universum die besturen hoe dingen werken, zonder uitzondering. Denk maar aan de wetten die de bewegingen van de zon, maan, sterren en aarde aansturen. Deze hemellichamen werden allen op hun plaats gezet toen God een woord sprak en sinds die tijd zijn ze bestuurd door wetten die God op dat moment eveneens tot ontstaan heeft geroepen.
Ons wordt door het hele Nieuwe Testament heen verteld dat deze grote God onze Vader is en dat hij medelijden heeft met zijn kinderen. Hebreeën vertelt ons dat onze gevoelens en zwakheden de Heer raken en dat Hij elke schreeuw van ons hoort en elke traan bewaart in een fles. Toch wordt ons eveneens verteld dat hij de rechtvaardige Koning is, die volgens zijn wetten rechtspreekt. En zijn Woord is Zijn grondwet, waarin al Zijn wettelijke verordeningen zijn opgenomen. Alles wat bestaat wordt beoordeeld volgens dit onveranderlijke Woord.
Simpel gezegd, we kunnen de bijbel in onze handen houden en weten: “Dit boek vertelt me wie God is. Het beschrijft Zijn eigenschappen, aard, beloften en oordelen. Het is Zijn wetboek, vanuit Zijn eigen mond, overeenkomstig dit wetboek oordeelt en heerst Hij. En aan dit Woord heeft hij Zichzelf gebonden.
Elke aardse rechter zweert om over een zaak die voor hem ligt te besluiten in overeenstemming met de vastgestelde wet. Hij hoort niet te vertrouwen op zijn eigen gevoelens of oordeel, maar brengt rechterlijke uitspraken tot stand die geleid worden door de grondwet van dat land.
Op dezelfde manier heerst en oordeelt God alles wat voor Hem ligt in overeenstemming met zijn eeuwige wet – dat is zijn eigen vastgestelde Woord. Wanneer hij een uitspraak doet, spreekt hij door zijn levende Woord, een Woord waaraan hij Zichzelf heeft gebonden.
We weten dat onze Vader ook Koning en Rechter is en dat hij ons onbeperkte toegang heeft verleend tot Zijn rechtzaal. En Hij heeft ons uitgenodigd om dicht tot Hem te naderen, wat we moeten doen door middel van gebed. Er zijn veel definities van gebed, en veel boeken en handleidingen over hoe je kunt bidden, maar in de meest eenvoudige omschrijving betekent gebed in Gods aanwezigheid komen waar Hij is.
Kort gezegd, door gebed gaan we naar Gods troon van genade, waar Hij zetelt. En daar, in Zijn aanwezigheid, is het de bedoeling dat we onze verzoeken aan Hem bekend maken. Paulus spoort ons aan: “Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God” (Fil. 4:6).
Ik hoor christenen vaak zeggen: “Ik vraag God eigenlijk niet veel. Ik bid alleen voor Zijn wil in mijn leven, dat Zijn plan op de aarde zal geschieden. Ik vraag Hem niet voor iets wat Hij me kan geven, ik zoek Hem alleen voor Hemzelf, niet voor Zijn gaven”.
Ik heb dergelijke dingen zelf op sommige momenten gezegd omdat ik dacht dat een dergelijke houding heilig is, maar in werkelijkheid is het dat niet. Bedenk eens: de alwetende, almachtige God van de schepping heeft ons zijn persoonlijke uitnodiging gegeven om “vrijmoedig tot Zijn troon te komen”. En als we daar zijn, nodigt Hij ons uit om dingen van Hem te vragen, met verzoeken tot Hem te komen, onze noden aan Hem bekend te maken. Denk eens na over deze versen:
“Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” (Hebr. 4:16). “In wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem” (Ef. 3.:12). Deze verzen spreken over het vrijmoedig naar God gaan met onze dringende noden, hetgeen Hem behaagt.
Vergis je niet: ik geniet van mijn gebedswandelingen met de Heer, wanneer ik simpelweg aanbid. Dit zijn stille tijden, wanneer ik alleen kan zijn met Hem, en de Heilige Geest zucht en kreunt in mij. Op zulke momenten ben ik in staat om gemeenschap met de Vader te hebben vanuit mijn meest innerlijke wezen.
Toch komt er een moment wanneer de situatie in ons leven zo kritiek is geworden, dat er een andere manier van bidden nodig is. Wanneer situaties ons overweldigen – wanneer het onmogelijk lijkt dat aan onze noden tegemoet gekomen kan worden, wanneer ontmoediging ons naar beneden drukt, wanneer ziekte, financiële problemen, angsten of familieproblemen zwaar op ons drukken – dan moeten we vrijmoedig naar de Vader gaan.
Op zulke momenten zal niet aan onze noden worden tegemoet gekomen met een bloedeloos, halfhartig gebed wat na een dag of twee opgeeft. Gedurende zulke periodes spoort het ware, onveranderlijke Woord van God ons aan: “Kom tot de troon van de vader, en doe dat vrijmoedig. De deur staat voor je open. Kom met vertrouwen dat Hij zijn Woord zal houden”
Wanneer God ons opdraagt om vrijmoedig tot Zijn troon te komen, met vertrouwen, dan is dat geen suggestie. Het heeft Zijn voorkeur en dat moet in acht genomen worden. Dus hoe verkrijgen we deze vrijmoedigheid, deze toegang-met-vertrouwen voor gebed?
“Met kracht begiftigd vermag een smeking van een rechtvaardige veel” (Jac. 5:16b, Naardense vertaling). Het woord “begiftigd” komt van een Grieks stam-woord wat “een vaste positie” betekent. Het suggereert een onbeweeglijke opvatting, die niet tot wankelen gebracht kan worden. Op een zelfde manier spreekt “kracht” over stevig bewijs, een absoluut bewijs dat onze vraag ondersteunt. Tezamen betekenen deze woorden – “met kracht begiftigd” – er volledig van overtuigd zijn dat je met een goed voorbereide zaak Gods rechtzaal binnenkomt. Het gaat verder dan emoties, luidruchtigheid, opgepompt enthousiasme.
Dergelijk gebed kan alleen komen van een dienaar die Gods Woord doorzoekt en volledig er van overtuigd is dat God gebonden is het na te komen. Inderdaad, het is belangrijk dat niemand van ons in Gods aanwezigheid komt zonder Zijn Woord met zich mee te brengen. De Heer wil dat we Zijn beloften meebrengen, Hem eraan herinneren, Hem eraan binden – en er op gaan staan.
We zien dit gedemonstreerd in Handelingen 10, toen Petrus een visioen kreeg. God vertelde deze apostel: “Enkele mannen zullen bij jou aan de deur komen en je vragen met ze mee te gaan. Ik heb deze mannen gestuurd, Petrus, dus Ik wil dat je met hen meegaat, zonder te twijfelen”.
Wat vertelt deze passage ons? Het vertelt ons dat wanneer God iets als waar verklaard heeft, we het moeten geloven en er op gaan staan, zonder ons vlees te consulteren. We kunnen simpelweg de betrouwbaarheid van Gods woord niet beoordelen door onze eigen situatie of ons eigen gevoel van het waard zijn te onderzoeken. Als we dat doen, zal dat er alleen toe leiden dat we onwaardig zijn. En we zullen zo tegen onszelf praten dat we niet Zijn Woord claimen en het ons toeëigenen.
Bovendien, we hebben hulp gekregen om Gods troon van genade te naderen. De Bijbel vertelt ons dat we smekelingen zijn bij Zijn troon en Christus onze bemiddelaar of advocaat is. Door Zijn aan het Kruis vergoten bloed, heeft Jezus voor ons de deur naar de troon van de Vader geopend. Het is door Hem dat we toegang hebben om persoonlijk onze verzoeken naar God te brengen.
We hebben ook de Heilige Geest die naast ons staat in de rechtszaal van de Vader. De Geest is onze “parakleet”, degene die als onze adviseur dienst doet. Hij staat ons bij en herinnert ons aan de eeuwige verordeningen en Goddelijke grondwet waaruit Gods Woord is opgebouwd.
En dus hebben we deze ongelooflijke beloftes – van een advocaat en een adviseur, die ons bijstaan – om ons vrijmoedigheid en zelfvertrouwen te geven wanneer we tot Gods troon komen.
Als je deze waarheid kan grijpen, dan zal dat de manier waarop je bidt voor altijd veranderen.
Een precedent is een “eerdere zaak”, die als een voorbeeld dient in daarop volgende zaken. Een “bindend precedent” is een wettelijke beslissing die in het verleden genomen is, die een gezaghebbende regel wordt voor soortgelijke zaken in de toekomst. Voor rechters betekent dit dat ze zich moeten houden aan een beslissing die reeds is gemaakt.
Goede advocaten vertrouwen regelmatig op een “bindend precedent” voor hun zaken, omdat ze weten dat een precedent in de rechtszaal stand zal houden. Dus doorzoeken ze hun wetboeken om gunstige zaken uit het verleden te vinden, die hun argumenten kunnen versterken in de rechtszaal. Ook zoeken ze het advies van kundige juridische adviseurs, die wijzen op eerder genomen beslissingen die betrekking hebben op hun eigen zaak.
Door de hele Bijbel vinden we heilige mannen en vrouwen die dit soort “bindende precedenten” opzoeken. Ze komen in de tegenwoordigheid van de Heer om een verzoek in te dienen en ze binden Hem aan Zijn Woord. Deze vrijmoedige heiligen komen niet zomaar onvoorbereid opdagen; ze komen terwijl ze als het ware een “geestelijke aktetas” dragen, vol met precedenten van hoe God in het verleden gebeden van Zijn volk heeft verhoord. Ze herinneren Hem aan alle beloftes die Hij heeft gemaakt en duiden zaak na zaak aan hoe Hij zijn Woord heeft vervuld bij een soortgelijke nood.
Ik vraag je: hoe verkrijgt iemand het vertrouwen om vrijmoedig Gods aanwezigheid binnen te gaan en een dergelijk verzoek te doen? Hij doet dat door zich voor te bereiden, door tot Gods Woord te gaan om zaken te vinden die als precedent kunnen dienen. Een dergelijke dienaar komt Gods rechtszaal niet nonchalant binnen, maar met een waterdichte geschiedenis van voorbeeld na voorbeeld waarin de Heer zichzelf aan zijn Woord heeft verbonden.
Laat me je nu vragen: wie kent Gods verordeningen en onveranderlijke wetten beter dan de Heilige Geest. Het is de Geest die ieder van ons in Gods woord meeneemt, die ons het handelen van de Heer in de geschiedenis laat zien, en ons voorbereidt met geschiedenissen van zaken die ons vertrouwen opbouwen. Inderdaad is dit de manier waarop wij vrijmoedigheid voor gebed krijgen: door het kennen van en staan op Gods beloften en eerdere blijken van genade, en hierop een claim leggen in onze huidige zaak.
1. Overweeg het voorbeeld van Mozes.
Ik neem je mee naar Exodus 32, wanneer God Mozes vertelde dat hij Israël zou gaan verteren voor hun brutale verering van het gouden kalf. Mozes reageerde onmiddellijk door te vasten, op zijn aangezicht te vallen en zijn zaak te bepleiten. Maar er moest meer gebeuren. Hij zou God binden aan de beloften die Hij had gedaan aan Abraham, Isaäk en Jakob.
Mozes stond op geloften die God jaren tevoren had gedaan – verbondsbeloften, onbreekbare geloften om te zegenen, te beschermen, en de gebeden van Israël te beantwoorden: “Voor u, uw kinderen, en de kinderen van uw kinderen”. Mozes nu bracht Hem dit in herinnering: “Wacht even, Heer, U heeft Israël een belofte gedaan. U zei dat dit volk Uw zaad is en dat Uw zaad voor eeuwig zou standhouden. Als U Israël verteert, gaat U tegen Uw eigen Woord in”.
God gaf Mozes als antwoord: “Laat Me met rust. Ik zal een nieuwe generatie voor jou doen opstaan”. Maar Mozes hield vast aan het precedent van Gods beloftes: “Nee, Heer, dit is Uw eigen Woord, wat U verklaard heeft aan uw volk. Dit is wat U beloofd heeft”. Op dat punt aangekomen “Kreeg de Here berouw over het kwaad, dat Hij gezegd had Zijn volk te zullen aandoen”. Mozes had stevig gestaan op het “bindend precedent” en God honoreerde dat.
Toen Josafat over Juda heerste, kreeg hij te maken met een invasie door een enorme legermacht. Het land beefde hulpeloos voor dit machtige leger. Dus Josafat “besloot de HERE te raadplegen; hij riep voor geheel Juda een vasten uit” (2 Kronieken 20:3). Het volk bad, vastte, deed voorbede en toonde berouw – toch moest er nog meer gedaan worden. De koning herinnerde zich Gods “precedenten van genade” en bracht dat naar voren bij de Heer:
“HERE, God onzer vaderen, zijt Gij niet God in de hemel, heerst Gij niet over al de koninkrijken der volken? In Uw hand is kracht en sterkte, niemand kan standhouden tegen U” (20:6). Josafat bond God aan Zijn in het verleden betoonde gunstbewijzen: “Zijt Gij niet onze God, die voor het aangezicht van Uw volk Israël verdreven hebt de inwoners van dit land en dit voor altijd hebt gegeven aan het nakroost van Abraham, Uw vriend?”(20:7).
Josafat bracht God nu in herinnering, “Heer, wij zijn dat nakroost! U gaf uw volk een eeuwig Woord en dat breng ik nu bij U naar voren. De beloften die U deed aan Abraham en onze voorvaderen zijn nog steeds bindend voor U, om voor ons te vervullen, het beloofde nakroost”. Natuurlijk antwoordde God Josafat en de vijand van Juda werd verslagen. God was gebonden aan Zijn eigen Woord.
David zou een effectieve advocaat geweest zijn in de rechtszaal van elke gelovige. Hij kwam regelmatig voor de troon van God met verzoeken, waarbij hij God aan Zijn Woord bond met precedente zaken van de genade die Hij had betoond. David schreef, bijvoorbeeld:
“O God, met eigen oren hebben wij het gehoord, onze vaderen verhaalden het ons: het werk dat Gij gewrocht hebt in hun dagen, in de dagen van ouds. Met Uw hand hebt Gij volken verdreven, en hèn geplant, natiën geteisterd, en hèn uitgebreid”. (Psalm 44: 2-3). David redeneerde als volgt, “Die verlossing in het verleden werd niet bereikt door de kracht van Israël. U bracht het tot stand, Heer, door de kracht van Uw hand. Het werd volbracht door Uw Woord, omdat U Uw volk gunstig gezind was”.
Het verslag toonde duidelijk aan wat God voor Zijn volk had gedaan in soortgelijke zaken, in de tijden waarin ze grote tekorten hadden. Dus bracht David zijn verzoek met vertrouwen, gebaseerd op zijn kennis van deze voorafgaande genadebewijzen. Hij zei vrijmoedig: Heer, dit is hoe U in het verleden besloten hebt. Nu vraag Ik U om wederom Uw verlossing voor ons te gebieden. Doe het vandaag voor ons, God! Het is tijd dat Uw volk de overwinning krijgt over hun vijanden”.
Psalm 74 somt elk van deze voorbeelden op, en onderricht ons vandaag: “Aanschouw het verbond... Sta toch op, o God! Voer toch Uw rechtsgeding... Vergeet niet Uw woord” (74: 20-23).
Het lezen van Nehemia 9 is als het openen van de pagina’s van Gods Wetboek en dan te lezen als: “De casus van Nehemia en de Oudsten van Israël”. We krijgen zelfs de datum – de 24e dag van de maand Tishri – en volgens de geschiedenissen vond het plaats omstreeks 445 voor Christus.
Als de scène begint, is Israël samengekomen om te vasten, te bidden en hun zonden te belijden. Het land bevond zich in moeilijkheden en ze hadden een grote behoefte aan Gods genade, bescherming en vergeving. Dus leidden de priesterlijke Levieten het volk in gebed, “(roepende) met luider stem tot de HERE, hun God”. Dit was geen nonchalante samenkomst met doelloos, ongericht gebed. Deze godvruchtige, berouwhebbende Levieten hadden meer dan een dag gevast en gebeden. Maar opnieuw moest er meer gedaan worden dan vasten en bidden. Ze moesten God aan Zijn Woord binden en Zijn eerdere bemoeienissen met Israël naar voren brengen. Ze bepleiten hun precedente casus als volgt:
“Heer, U heeft het geroep van onze vaderen gehoord in Egypte. U opende de Rode Zee voor hen en leidde hen er veilig doorheen. Toen leidde U hen op wonderlijke wijze door de woestijn, met een wolkkolom overdag en met een vuurkolom ’s nachts. Brood uit de hemel hebt Gij hen gegeven voor hun honger en water voor hen uit een rots doen komen voor hun dorst. U heeft hen daadwerkelijk grote genade betoond. Maar zij handelden misdadig en verhardden hun nek en luisterden niet naar Uw geboden. Maar Gij zijt een God van vergeving, genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en hebt hen niet verlaten” (zie Nehemia 9: 9 -17).
De Levieten begonnen toen een lange litanie van de zondigheid van Israël en de genade die God hen in elk van deze gevallen had betoond:
“Onze vaderen maakten een gouden kalf en aanbaden dat. Gij toch hebt in Uw grote barmhartigheid hen niet verlaten. Integendeel, U vergaf ze en zond Uw Geest om hen te onderrichten. U onderhield ze en ze aten, werden verzadigd en welgedaan. Maar opnieuw vielen ze terug. Ze doodden Uw profeten die hen vermaanden, om hen tot U te doen wederkeren. Uiteindelijk moest U ze overleveren in de hand van hun vijanden, waar ze een verdrietig volk werden”.
“Wederom riepen ze om genade. En naar Uw grote barmhartigheid verloste u hen en redde hen nogmaals. Maar toen ze rust gekregen hadden, gingen ze weer kwaad doen. Weer leden ze en riepen het uit tot U – en wederom hoorde U hun roep. Keer op keer verloste U hen overeenkomstig Uw genade. Ondanks al hun falen en hun constante terugvallen, hoorde U elke schreeuw uit hun hart. En heeft hen nimmer Uw genade weerhouden”.
Toen de Levieten klaar waren met deze lange lijst van “precedente acties” van God, baden ze vrijmoedig: “Nu dan, onze God, Gij grote, sterke en geduchte God... die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid, laat in Uw ogen niet gering zijn al de moeite die ons getroffen heeft” (Nehemia 9: 31,32). De Levieten bonden God aan Zijn Woord. Ze waren vol vertrouwen in het vragen om genade aan Hem, want ze hadden geschiedkundige kennis van Zijn vergevende, tedere genade: “Maar zij riepen U weer aan en Gij hoordet uit de hemel en redde hen naar Uw barmhartigheid, vele malen”.
Een geestelijk leider vertrouwde me recentelijk toe, “Broeder David, ik ben zwaar in zonde gevallen. Ik zie niet hoe ik ooit nog terug kan keren. Ik hebben tegen een zulk groot licht gezondigd. Hoe kan God ooit genadig voor me zijn?”
De Bijbel vertelt ons dat er bij God geen onderscheid is tussen mensen. En omdat Hij niet aan bevoorrechting doet – omdat Zijn beloften niet veranderen, van generatie op generatie – kunnen we Hem vragen om dezelfde genade te betonen die Hij Zijn volk in het verleden heeft betoond. Een goede precedente zaak was Gods genade voor koning Manasse, die erger zondigde dan welke koning vòòr hem, maar zich bekeerde en hersteld werd.
De genade van de Heer faalt nooit en Zijn precedente voorbeelden van in het verleden betoonde genade, zouden ieder van ons moeten voorzien van een vrijmoedig zelfvertrouwen om onze eigen verzoeken naar Hem te brengen. Dus, dierbare heilige: wanneer je bang bent dat je te vaak hebt gezondigd tegen de genade van de Heer... als je denkt dat je over een lijn bent gegaan en God jou heeft opgegeven... wanneer je ontmoedigd bent, terneergedrukt door falen of door gedrag wat niet Christus-gelijkvormig was... als je je afvraagt of God je op een plank heeft gelegd of Zijn liefde van je weerhoudt vanwege vroegere zonden... wanneer je werkelijk een berouwvol hart hebt, grijp dan deze waarheid aan: GOD VERANDERT NIET.
Bind God aan Zijn Woord. Schrijf elke herinnering op aan wat Hij voor jou heeft gedaan in de voorafgaande jaren. Ga daarna naar de Schrift en vindt andere gevallen van “genade precedenten” met Zijn volk. Breng deze lijsten voor de Heer en herinner Hem eraan: “God, U kunt Uw eigen Woord niet verloochenen. U bent dezelfde, gisteren, heden en voor altijd”.
Ik dring er bij je op aan, verzuim niet dit te doen. Vaak spoeden we ons naar de aanwezigheid van God en doen onze verzoeken hartstochtelijk en vol vuur. Maar we zullen verslappen in onze gebedstijd, omdat we niet voorbereid tot Zijn troon komen. We moeten een vaste positie hebben als we tot God komen. Echte vrijmoedigheid begint niet met emoties; het begint wanneer we ten volle overtuigd zijn. En dus moeten we onze zaak van te voren voorbereiden, niet enkel om deze aan God te presenteren, maar ook om ons eigen geloof te versterken.
Tegenwoordig bezitten wij iets waarvan de heiligen uit het Oude Testament alleen konden dromen. En dat is Gods eigen Zoon gezeten aan de rechterhand van onze Koning-Rechter. Wij kennen de Zoon, want hij is onze bloed-verbonds-Broeder, door adoptie. Wij kunnen aanspraak maken op onze bloedband met Hem op elk moment dat we voor de Rechter staan en Hem aan Zijn eigen argumenten binden:
“Vader, ik heb U niets anders te brengen dan Uw eigen Woord. U heeft bepaald vanaf de grondlegging van de wereld dat Uw Zoon, Jezus, zou sterven. En U beloofde dat door Zijn bloed ik gereinigd zou worden en dat ik door Zijn striemen zou worden genezen.
“U beloofde eveneens dat ik compleet zou zijn in Christus. U heeft gezegd dat U me ervan zou weerhouden te vallen en dat Jezus mijn pleitbezorger zou zijn. U heeft beloofd dat door geloof in Hem, ik volledig geaccepteerd en door U geadopteerd zou worden”.
“Toen beloofde U dat U Uw oren zou openen voor mijn smeekbeden. U beloofde in al mijn noden te voorzien. En U vertelde me de profeten te geloven, die in de Schriften hebben vastgelegd dat U beloofd heeft genadig voor mij te zijn, altijd bereid mij te vergeven”.
“U beloofde dat U niet zou toestaan dat ik een last te dragen kreeg die ik niet aan zou kunnen. En U vertelde mij: “Alle dingen werken mede ten goede voor diegenen die van Mij houden en door Mij geroepen zijn’”.
“Vader, dit zijn alle Uw verordeningen. Dit zijn Uw eigen beloften. En U kan Uw eigen woorden niet verloochenen. U bent de God van Abraham, Isaäk, Jakob en U bent ook mijn God. O, Heer, wees mij genadig, in mijn tijden van problemen. Amen!”
Ik geloof werkelijk dat God op een geweldige manier gezegend wordt als we Zijn troon naderen met dit soort vrijmoedigheid, Hem aan Zijn eigen Woord bindend. Het is alsof Hij tegen ons zegt, “Eindelijk, jullie hebben het door. Jullie zegenen Mij!”