GODS WEZEN

David Wilkerson (1931-2011)

In het Oude Testament verliet Gods volk Hem steeds maar weer, maar elke keer heeft Hij hen hersteld en ze ongelooflijk gezegend. De Heere had het recht om Israël op te geven, maar Hij bleef altijd trouw aan hen. Nehemia maakt een opsomming van deze prachtige waarheid over Gods wezen:

“Maar als zij rust gekregen hadden, deden zij opnieuw wat kwaad is voor Uw aangezicht. Dan gaf U hen weer over in de hand van hun vijanden en die heersten dan weer over hen. Als zij zich dan bekeerden en tot U riepen, hoorde U vanuit de hemel en redde hen vele malen, overeenkomstig Uw barmhartigheid. U hebt hen gewaarschuwd om hen te doen terugkeren naar Uw wet, maar zíj hebben overmoedig gehandeld. Ze hebben niet naar Uw geboden geluisterd, maar hebben gezondigd tegen Uw bepalingen, waardoor een mens die ze houdt, leven zal. Zij zetten hun schouder er dwars tegenin, zij waren halsstarrig en luisterden niet. Vele jaren bent U geduldig geweest ten opzichte van hen, en hebt U hen door Uw Geest gewaarschuwd, door de dienst van Uw profeten, maar zij namen het niet ter ore. Toen hebt U hen in de hand van de volken van de landen overgegeven. Door Uw grote barmhartigheid hebt U hen niet vernietigd en hebt U hen niet verlaten, want U bent een genadig en barmhartig God."(Nehemia 9:28-31).

De profeet Jesaja kende dit aspect van Gods wezen. Jesaja, net als Mozes voor hem, preekte over Gods oordeel over de zonde. Hij sprak over komende donkere dagen van wanhoop die zouden komen over degenen die in voortdurende opstand leefden. Toch stopte Jesaja midden in één van zijn meest directe boodschappen om op te merken:

 "Ik zal de goedertierenheid van de HEERE in herinnering roepen, de loffelijke daden van de HEERE, naar alles wat de HEERE voor ons heeft gedaan, de grote goedheid voor het huis van Israël, die Hij hun bewezen heeft naar Zijn barmhartigheid en naar de veelheid van Zijn goedertierenheid." (Jesaja 63:7).

Overal waar Jesaja keek, zag hij Israëls terugval en afval. Toch keek Jesaja in zijn hart en dacht aan een openbaring van wat God werkelijk was. En hij begon God te prijzen voor zijn trouw: 'O, Heere, we zijn tegen U opgestaan en van Uw Heilige Geest afgewend. Bevrijd ons opnieuw door Uw grote genade. Wakker Uw mededogen met ons aan. U bent vol goedertierenheid.'

Later gaf de profeet Joel ernstige waarschuwingen, maar zelfs toen hij profeteerde over massale aardbevingen en de verduistering van de zon en de maan, begon hij plotseling te spreken over Gods liefdevolle natuur:

"Bekeer u tot de HEERE, uw God, want Hij is genadig en barmhartig, geduldig en rijk aan goedertierenheid, en Hij heeft berouw over het kwaad." (Joël 2:13b).

Geliefden, er zijn tijden dat we onszelf aan deze openbaring van Gods genade moeten herinneren.