Ik was bijna weg gegleden!
De Heilige Geest heeft me geleid om een ernstige boodschap te brengen aan de gemeente van Jezus Christus! De waarschuwing is deze: Er is een zonde die op dit ogenblik in de kerk woedt, die de val veroorzaakt van massa's christenen. Exact deze zonde leidt vele gelovigen zelfs naar de rand van de afgrond!
Hier in Times Square Church zijn een aantal lieve, van Christus houdende gelovigen al links en rechts aan het wegglijden. Anderen staan op het punt een serieuze slip te maken. Ik bid dat deze boodschap je ogen zal openen voor je toestand; en dat het woord dat God me hier gegeven heeft, je vrij zal zetten.
De verschrikkelijke zonde waar ik over schrijf is gevaarlijk omdat de meeste christenen hem niet serieus hebben genomen. Het wordt niet als een belangrijke zonde beschouwd; het kwaad ervan wordt of onderschat of genegeerd. En toch tast het massa's gelovigen aan, en veroorzaakt het schipbreuk aan grote aantallen pastors, evangelisten en andere gelovigen over de gehele wereld.
Deze zonde is niet wat we noemen een zonde van het vlees, zoals overspel, hoererij, lust, homoseksualiteit, gokken, stelen of drugs of alcoholmisbruik. En ik praat ook niet over een zonde van de geest, zoals woede, begeerte, ambitie, rebellie, onvergevingsgezindheid, kwaadsprekerij, geroddel of zelfs maar trots. De zonde waar ik over praat is veel ernstiger en verleidelijker dan zelfs trots. En wanneer er aan die zonde wordt toegegeven, dan leidt hij tot al die andere zonden die ik zo juist heb genoemd.
Ik probeer niet dramatisch te doen. Het gaat over een ziel verwoestende zonde die ontmaskerd en waarmee afgerekend moet worden – en dat bij ieder van ons!
Niet lang geleden zat ik aan mijn bureau in ons kantoor waar we ons werk doen, toen ik hard gesnik hoorde komen van de receptieruimte. Ik liep uit mijn kantoor en zag dat mijn secretaresse een vierentwintig jarig Nigeriaans meisje troostte. Ik herkende de jonge vrouw: ze was nu ongeveer vier jaar naar Times Square Church gegaan. Ze was geweldig getrouw geweest – een prachtige getuige voor Jezus, komend uit een christelijke familie. Maar nu was haar gezicht helemaal betraand.
"Wat is er gebeurd?" vroeg ik. Mijn secretaresse antwoordde: "Ze heeft net uit Nigeria het bericht gehad dat haar vader en moeder gedood zijn bij een auto-ongeluk".
Het meisje voelde zich absoluut verpletterd door het gebeuren. Ze vertelde ons dat ze zes broers en zusters had, allemaal onder de zeventien, die nu achtergebleven waren zonder steun. Ze kon alleen maar tijdelijk werk krijgen, en ze zond geregeld geld naar Nigeria om haar familie te ondersteunen, alhoewel ze nauwelijks zelf rond kon komen.
Het radeloze meisje riep: "Ik begrijp het niet! Ik heb de Heer jarenlang getrouw gediend. Ik geef altijd mijn tiende. Ik leef een zuiver leven voor de Heer. En nu dit! Waarom zou God zo'n tragedie toestaan? Ik heb helemaal geen geld om terug te vliegen naar Nigeria om mijn ouders te begraven, of om mijn zes broertjes en zusjes te verzorgen. Ik kan hier helemaal niets meer van begrijpen!"
Toen keek ze naar me op met betraande ogen, bijna als een kind en vroeg: "Pastor, waarom is het zo moeilijk om te doen wat goed is? Hoe dichter ik bij Jezus kom, hoe meer ik moet lijden. Mijn leven is al zo moeilijk, zo pijnlijk geweest. Ik kan er echt niets meer bijhebben. En nu wordt mijn narigheid alleen nóg maar erger. Waarom heeft God dit allemaal toegestaan?"
Haar verdriet was echt overweldigend. Ze vertelde ons dat ze net zelfs aan zelfmoord had gedacht. "Er is geen reden om te leven", huilde ze, "Waarom zou ik ermee doorgaan?"
We gaven het meisje graag een retourticket en geld om haar ouders te begraven. We vernamen later dat toen ze in Nigeria aankwam, ze verheugd was te horen dat de laatste woorden van haar vader waren: "De strijd is over. Het licht heeft de duisternis overwonnen".
Maar toen ik die dag naar mijn kantoor terugkeerde, na geprobeerd te hebben het meisje te troosten, voelde ik me geschokt. Ik bad: "Heer, ze heeft zoveel verdriet. Ze gelooft dat u haar in de steek heeft gelaten, dat u haar verlaten heeft. Ze denkt dat het te moeilijk is u te dienen. Hoe kan ik haar op enige manier troosten? Ik voel me zo ellendig om haar, en nu lijkt het erop dat niets wat ik zeg haar nog kan troosten".
Toen ik ging zitten om te bidden, realiseerde ik me: "Heer, het lijkt erop dat de hele gemeente van Christus nog moet begrijpen waarom u het toestaat dat vrome mensen moeten lijden. We begrijpen niets van armoede, van ontberingen. Het lijkt allemaal zo zinloos. We proberen allemaal te leven zoals het u behaagt, maar toch hebben we ellende na ellende, plaag na plaag, kastijding na kastijding, plotselinge rampen.
"Vader, hoe kan ik uitreiken naar onze eigen kerk met zijn gewonde, treurende en pijn lijdende mensen? We vragen allemaal dezelfde vraag: "Waarom is er zo veel pijn in mijn leven, als we alleen maar doen wat juist is?"
De hele dag door overdacht ik deze zaak. Die avond, toen ik naar huis ging om te bidden, was ik in een felle geestelijke strijd verwikkeld. Tenslotte riep ik uit tot de Heer: "Vader, Uw kerk is in verlegenheid gebracht door al dit lijden! Er zijn vele christenen, die, zoals Paulus, kunnen zeggen: "Om zijnentwil heb ik dit alles prijsgegeven en houd het voor vuilnis, opdat ik Christus moge winnen". Maar, net zoals bij Paulus, gaat het hun zo, dat ze aan meer moeilijkheden en problemen het hoofd moeten bieden., naarmate ze dichter bij Jezus komen!
"Ik moet uw volk iets bemoedigds geven, Heer. Ik wil voor hen staan met Uw wijsheid en kennis om over deze ernstige, verwarrende zaak te praten. Welke woorden van troost en wijsheid kan ik hen geven?"
De woorden van de Heilige Geest schokten letterlijk mijn ziel. En daarna zag ik iets over pijn en verdriet zoals ik het nooit eerder gezien had, omdat ik het nu door Gods ogen zag.
Ik begon te zien hoe gemakkelijk het is voor lijdende christenen die getest worden om in een ernstige zonde verzeild te raken, precies de zonde waarover ik het in deze preek heb. Zie je, als we niet naar onze beproevingen kijken door Gods ogen, als we in onze tijd van lijden en verdriet niet het potentiële gevaar zien waar we tegenover staan, dan kunnen we in een afgrond van duisternis wegglijden en daar nooit meer uitkomen!
Je vindt het misschien wreed van mij dat ik de suggestie maak dat een treurend vierentwintig jaar oud meisje dat juist haar beide ouders heeft verloren, in een verschrikkelijke zonde zou kunnen wegglijden. Maar de Heer sprak duidelijk tegen mijn hart over haar verdriet:
"David, ze is in gevaar, en je móet haar waarschuwen! Wanneer mijn volk iets moet doormaken zoals zij, als plotselinge rampen gebeuren, en ze het hoofd moeten bieden aan angst, moeilijkheden, armoede, dan vraag het hart zich altijd af: "Waarom is het leven zo moeilijk terwijl ik toch alleen doe wat juist is?" Dat is precies de tijd dat ze op de rand staan van een verschrikkelijke afgrond. Ze staan op het punt zich in een zonde te begeven die rampzalig is!"
Deze woorden shockeerden mij. Ik dacht: "Maar, Heer, we moeten huilen met hen die huilen. Als pastor, moet ik ieder woord van troost geven van uw Schriften dat de Heilige Geest mij influistert. Ik moet er voor hen zijn zo goed als ik maar kan: als verpleger, om lijdende mensen bij te staan, zodat ze hun hart bij mij kunnen uitstorten over hun verdriet".
Dat is natuurlijk allemaal zonder twijfel waar. Maar de Heilige Geest toonde mij dat er een tijd zou komen temidden van onze crisissen, dat we het onszelf niet kunnen toestaan dat twijfel in ons hart wortel gaat schieten!
Ja, ik geloof dat God onze plotselinge uitbarstingen die we hebben als rampen ons overkomen, begrijpt. Als we het hoofd moeten bieden aan dood, of de één of andere tragedie, dan roepen velen van ons uit: "God, waarom stond u dit toe?" Zelfs Christus, op Calvarie, riep: "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?"
Maar Jezus stond niet toe dat zijn verdriet wortel zou schieten en in twijfel zou veranderen, ook niet tijdens zijn overweldigende pijn en lijden. In plaats daarvan liet hij de Heilige Geest Hem tot troost zijn. En in het uur dat Hij het meest beproefd werd, gaf Hij zijn leven en toekomst over in de handen van de Vader: "Vader, in Uw handen beveel ik Mijn geest…" (Lucas 23:46).
Ik realiseer me nu dat we niet van verdriet en lijden of van een ander probleem verlost kunnen worden, totdat we op het punt komen dat we zeggen: "Ik wil niet langer toestaan dat deze vragen mijn hart beheersen. Ja, ik heb verdriet, ik lijd pijn, maar God zit op de troon. Genoeg getwijfeld!"
Toen begon ik menselijk verdriet en lijden door Gods ogen te zien. De Geest fluisterde tegen mij: "David, je denkt dat het genoeg is je verdriet en lijden te delen met heiligen die ook lijden. Maar het is niet genoeg! Ik wil dat je naar hun treurende hart kijkt door Mijn ogen".
Heb geduld met me nu ik probeer je uit te leggen wat de Heer mij heeft getoond over deze ernstige zonde die verwoesting brengt aan zovele christenen. Ik bid dat deze boodschap een wapen in je hand wordt, en dat het maakt dat je niet in de zonde valt die je ziel kan verwoesten! Deze zonde zal duidelijk worden in het volgende:
Asaf was hoofd van de zangers, een Leviet en een leider van koning Davids zang-aanbidders. Hij en zijn geslacht speelden ook cimbalen in tijden van lof. Aan hem worden elf van de psalms toegeschreven.
Deze man was een medewerker van David en een erg innige vriend. Inderdaad, niemand kon een Leviet zijn en in Gods huis dienen, zonder in nauw contact te staan met David, want dat was de plaats waar David meestal was. David hield van God, en hij hield ervan in Gods huis te zijn.
Maar, ondanks zijn geweldige roeping en zegeningen, beleed Asaf: "Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken, bijna waren mijn schreden uitgegleden" (Psalm 73:2).
Nu, we weten dat Asaf een man was met een zuiver hart. Hij had de juiste opvatting van de hemelse Vader, en geloofde dat God goed was. Hij begon zelfs zijn lezing in deze psalm door te zeggen: "Waarlijk, God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn" (vers 1). Met andere woorden: "God is goed voor me geweest door me een zuiver hart te geven!"
Maar, al in het volgende vers belijdt deze man met het zuivere hart: "Ik gleed bijna weg. Ik viel bijna!" Waarom verklaarde Asaf dit?
Kon het zijn dat Asaf gedesillusioneerd was door het feit dat hij zag dat David van twee walletjes zat te eten? Als liefdevolle vriend zag deze musicus waarschijnlijk alles wat de koning zei en deed. Hij moet getreurd hebben over de misstappen van David, zijn strijd met lust, zijn overspel met Batseba, zijn samenzwering tegen Uria en het vermoorden van hem, zijn nemen van meer vrouwen dan God hem geboden had te doen. Ja, David had een heleboel problemen in zijn leven. Dus, ontdekte Asaf een huichelachtigheid in deze man die een reputatie had dat hij zo vroom was? Riep de musicus uit: "Mijn leider heeft me teleurgesteld!"
Was dit de zonde van Asaf? Viel hij bijna omdat David viel? Toen David slipte, riep Asaf toen: "Dat is alles wat ik kan hebben. Dit is echt te veel voor me!"
Nee, er was niets van dat alles in het hart van Asaf. Wat was dan de zonde die maakte dat Asaf slipte en bijna viel? Wat is deze ernstige zonde waarover ik spreek?
Het is zondig om God ervan te beschuldigen dat hij verwaarloost en onrechtvaardig is!
We weten van deze psalm dat Asaf in de hete vuren van smarten was, en grote moeilijkheden het hoofd moest bieden. Hij getuigde: "De ganse dag word ik geplaagd, mijn bestraffing is er elke morgen" (vers 14).
De Hebreeuwse betekenis van de woorden "geplaagd" en "bestraffing" hier is eenvoudig deze: "Ik ben hevig getroffen door ellende! Iedere morgen wordt ik wakker en wordt dan geconfronteerd met verdriet, pijn en leed. Iedere dag voel ik me terneergeslagen. Ik heb het gevoel dat ik gestraft wordt. Het is zelfs te pijnlijk om er over te praten!" (zie vers 14-16).
Asaf heeft het ook over armoede wanneer hij zegt: "Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen, toen ik de voorspoed der goddelozen zag" (vers 3). Toen Asaf om zich heen keek, zag hij alleen slechte mensen met grote rijkdom, mensen die blijkbaar zonder pijn leefden, zich verheugend in een geweldig leven, vet met materiële zegeningen, die alles wat ze ook maar wilden of nodig hadden, bezaten. Misschien moest Asaf de pijn van zijn eigen armoede nog dieper voelen. De musicus met het zuivere hart kon het niet begrijpen, en hij riep uit: "Heer, ik begrijp het niet!"
Asafs lijden bracht hem aan de rand van een dodelijke zonde: aan God toeschrijven dat Hij niet getrouw was of onverschillig! Deze man zei tegen zichzelf: "Kijk naar al die stomme, slechte zondaars. Ze bidden niet. Ze verwerpen Gods woord. Ze veronachtzamen de bevelen van de Heer. En toch worden ze niet met plagen bezocht zoals andere mensen! "…met andere mensen worden zij niet geplaagd" (Psalm 73:5).
Wat Asaf hier eigenlijk bedoelde was: "De slechte mensen worden niet zo door plagen bezocht als ik. Ze doen kwaad, maar toch gaat het hun goed! Terwijl ik mijzelf verloochen, worden zij rijk en welvarend. Terwijl ik zwak ben van verdriet, vergroot hun kracht zich" (zie vers 4).
Dan vraagt Asaf: "…zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste?" (vers 11). Met andere woorden: "Maakt God zijn boeken niet kloppend? Ziet Hij niet wat er hier gebeurd? Is de Heer zich niet bewust van de ongelijkheid tussen zijn lijdende, rechtvaardige kinderen en de welvarende slechte mensen? We worden constant beroofd, terwijl de dwazen alles krijgen wat hun hart wenst. En God laat het allemaal gebeuren!"
Heb je je ooit afgevraagd waarom zegeningen opgestapeld worden op mensen die als duivels leven? Misschien heb je je zo gevoeld omdat de één of andere ongelovige collega beloond is geworden in plaats van jij. Of misschien heb je je afgevraagd hoe je onbekeerde buurman zich ooit zijn dure wagen en nieuwe meubels kon veroorloven. Ondertussen werk jij hard op je werk als voor de Heer, en moet jij manieren uitdenken om de eindjes aan elkaar te knopen!
Een aantal jaar geleden reed ik over de West Side Highway in Manhattan met een man die in onze kerk was gered. Toen we langs Donald Trumps kolossale jacht reden die aan de rivier lag, begon deze man te koken van woede. Hij zei: "Ik wordt zo woedend als ik die boot zie. Die man heeft alles, en ik heb niets!"
Ik dacht bij mijzelf: "Alles wat Trump heeft is een stuk schroot dat in het water drijft, en jíj hebt eeuwig leven met de Heer. Denk je dat dat níets is?"
Volgens onze menselijke manier van denken, zou het leven als volgt moeten zijn: Als we alles aan God geven, dan zouden we een helder pad naar glorie moeten hebben; niets zou in onze weg moeten staan – geen lijden en geen beproevingen. Inderdaad, grote aantallen pastors in het land proberen deze doctrine te verkopen, met als gevolg dat ze het leven van de schapen zeer moeilijk maken.
Maar, de waarheid is, als je probeert je beproevingen te begrijpen met menselijk geredeneer, dan lijken ze helemaal zinloos te zijn. Hoe hard je het ook probeert, niets zal maken dat het redelijk lijkt te zijn!
Ik vraag je: ben je ooit door een tijd gegaan dat je iedere dag opstond met een donkere wolk boven je hoofd? Misschien was het een tijd van testing. Of misschien was het een tijd van afvalligheid, terugvallen, verkilling in je leven. Of, misschien gebeurde het in je beste tijd met God. Je hart was open om zijn stem te horen; je stond klaar om een levend offer voor hem te zijn; je bad: "Vader, ik leef met U zo goed als ik zou kunnen. Als er iets is in mijn hart dat niet juist is voor U, verwijder het!"
Maar je gebeden werden niet beantwoord. Je hoorde helemaal niets. En, zoals Asaf, vroeg je je tenslotte af: "Waarom is het zo moeilijk om goed te doen?"
"Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden, mijn handen in onschuld gewassen" (Psalm 73:13).
Asaf was zo in verwarring door zijn lijden in vergelijking met het gemakkelijke leven van de slechte mensen, dat hij bijna in een afgrond weg gleed van absoluut ongeloof. Hij stond klaar om God ervan te beschuldigen dat Hij hem in de steek liet, of zich niet om hem bekommerde. En een ogenblik lang wilde hij ophouden met strijden en helemaal opgeven.
Deze vrome man moet gedacht hebben: "Ik heb juist gehandeld en al deze tijd ontberingen verduurd, maar voor niets! Al mijn nauwgezetheid, mijn ijver, mijn lof en aanbidding, mijn studie van Gods woord, het is nutteloos geweest, tevergeefs. Ik heb alles gegeven om de Heer te aanbidden, ik heb alleen juist gehandeld, en toch ga ik door met lijden! Deze plagen, kastijdingen en dit lijden lijken zinloos te zijn. Waarom zou ik ermee doorgaan?"
Geliefde, dat is het moment dat je moet opletten! Als rampen je overkomen, als een beproeving je treft, als je aan het treuren bent, dan moet je ervoor waken dat je hart niet gaat weg glijden!
Jouw leven verloopt misschien anders dan dat van Asaf, die door een tijd ging van grote persoonlijke testen en moeilijkheden. Maar je kent misschien iemand die door hetzelfde gaat waar hij door heen ging. Plotselinge rampen kunnen over een vroom familielid, vriend of kerkganger gekomen zijn, iemand van wie je weet dat hij juist leeft. En je hebt jezelf afgevraagd: "Waarom, God? Hoe kon U zoiets toestaan? Die persoon is zo heilig, zo rechtvaardig!"
Ik kende eens een jong echtpaar, midden dertig, met twee kinderen. De echtgenoot was een rechtvaardig man, een liefdevolle echtgenoot en vader. Hij was nooit één dag ziek geweest in zijn leven, maar toch werd hij plotseling ziek en stierf in korte tijd. Zijn vrouw bleef achter met twee kinderen, niet wetend wat te doen.
Iedereen om haar heen vroeg: "Waarom, God? Dit lijkt zo zinloos. Hoe kon U dit toestaan? Waarom moet haar leven nu zo moeilijk zijn, met deze kinderen, na al de jaren dat zij en haar echtgenoot U zo getrouw hebben gediend? Waarom gebeurde dit niet bij iemand anders?"
Dit denken klinkt onschuldig, maar het vertegenwoordigt precies de rand van de afgrond van ongeloof! Asaf gleed op een haar na in deze afgrond. En het is de afgrond waarin Israël viel. Ze verbleven veertig jaar in de wildernis zeggend: "Dit is zinloos. Het leven is te hard!" En ze stierven terwijl ze God in twijfel trokken, in totale afvalligheid!
Laat me je vragen: Hoe reageer je als al je plannen en dromen vlak voor je in rook opgaan? Je was er zo zeker van dat je van God had gehoord. Je dacht dat Hij je leidde, en je bemoedigde om verder te gaan. Alles in zijn woord leek je plannen te bevestigen. Je bad over iedere stap die je ging, en gaf altijd dank aan God. En de Heer leek verder te leiden.
Je was gelukkig en dacht: "Eindelijk, ik ga mijn gebeden beantwoord zien! Gods plan gaat eindelijk in mijn leven tot stand komen".
Dan, op een dag, plotseling, ging je droom in rook op. Je plan lag in duigen, je droom verwoest, en alles lag helemaal kapot voor je. Je kon hier niets van begrijpen. Dat was het moment dat satan er aan kwam, zijn leugens brengend:
"Zie je wat je krijgt door zo nauwgezet te leven met God? Dit is hoe Hij je behandelt wanneer je Hem vertrouwt voor zijn leiding. Hij laat je verward worden over zijn stem, en Hij geeft je nep leiding! Hij laat je stemmen horen en woorden zien van de Schriften. En dan, als je eindelijk klaar bent om je plannen uit te voeren, laat Hij je in de steek. Hij geeft je leiding, en dan laat Hij je vallen!"
Ik praatte onlangs met een jonge prediker die precies op dit punt is. Hij vertelde me: "Ik begrijp het niet. Ik weet dat er geen trots is in mijn hart, niets dat niet zoals Jezus is. Ik bad en vastte, en God gaf me dit plan. Alles ging goed, en toen ging het plotseling allemaal fout. Het is allemaal weg!"
Ik had geen medelijden met de jonge man. Ik ging niet met hem sympathiseren. In plaats daarvan gaf de Heilige Geest me een duidelijk woord voor hem: "Laat je geloof niet wankelen! Verlies je vertrouwen in God niet. Laat al je dromen los. God is nog steeds op zijn troon!"
De duivel was naar deze jonge man gekomen en had gezegd: "Je kunt Gods stem niet meer horen. Je hebt al zoveel gehoord dat verkeerd was. Hoe zou je dan nu nog een stem kunnen vertrouwen?" Dát is satans truc: proberen om ons doof te maken voor de belofte van Jezus: "Mijn schapen horen mijn stem, en ze horen als ik roep!"
"Ik tobde erover om dit te begrijpen, een kwelling was het in mijn ogen, totdat ik in Gods heiligdommen inging, en op hun einde lette" (Psalm 73:16-17). Asaf zei: "Ik geef niet op. Ik ga naar het heiligdom. God heeft mijn antwoord!"
Dus ging hij naar de tempel. En toen hij mediteerde over de Heer, bleef Hij tegen zichzelf zeggen: "Ik wil niet dat ik door toedoen van de duivel ga vallen. Ik zal niet in de afgrond van ongeloof weg glijden. Ik ga bidden, over alles praten met de Heer!"
Geliefde, als je tijd van verdriet, leed, of lijden komt, moet je altijd naar de binnenkamer gaan om te bidden. Ga niet naar de telefoon om met iemand te praten. Zeg het in je binnenkamer tegen God! Keer je hart binnenste buiten voor Hem. Ga naar het heiligdom om je antwoord te vinden! Geen boek, prediker of preek zal ooit kunnen maken dat je je beproevingen begrijpt. Maar als je alleen met de Vader bent, dan zal Hij je begrip geven!
Dat is de plaats waar de Heilige Geest tegen Asaf sprak. En het antwoord kwam luid en duidelijk: "Waarlijk, Gij stelt hen op glibberige plaatsen, Gij doet hen instorten tot puin!"
De Heer zei tegen deze man: "Je probleem, Asaf, is dat je gekeken heb naar uiterlijke omstandigheden: de valse droom, de zeepbel waar ze in leven. Maar je heb nooit de doodsangst in hun hart gezien!" "…ze worden totaal verteerd door angst" (vers 19).
God liet Asaf zien: "Het is allemaal een rookgordijn! Als je achter de façade van hun rijkdom en hun schijnvertoningen kon zien, dan zou je je realiseren dat ze in paniek en doodsangst leven. Al deze slechte mensen die zo gelukkig lijken, die hun tijd doorbrengen met drinken en feestvieren, gaan iedere avond naar huis met paniek en doodsangst in hun hart. Diep van binnen weten ze dat ze op een dag voor Me moeten staan bij het Oordeel, en ik zal ze veroordelen. Ze leven in een droomwereld, Asaf, en plotseling zal hun droom eindigen!"
God zei tegen Asaf: "Je voelt je misschien op dít ogenblik veracht, Asaf. Maar als je voor Míj zult staan, zul je omarmd worden in Gods liefde!"
Plotseling begon Asaf medelijden en verdriet te voelen voor die slechte mensen die zo gezegend leken: "Toen mijn hart verbitterd was, en ik in mijn nieren geprikkeld werd, toen was ik een grote dwaas en zonder verstand…" (vers 21-22).
Met andere woorden: "Hoe kon ik ooit zo jaloers geweest zijn op hen? Hun droomwereld is in werkelijkheid een leven van verborgen angst en vrees, van eeuwig verlies. Ze zullen alleen maar een paar jaar in hun droomwereld leven, maar ik heb de eeuwige troost van de Heilige Geest! Ik heb een hemelse Vader die om me geeft, waar ik ook door heen ga. En als ik voor zijn troon sta, zal ik Hem horen zeggen: "Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, …ga in tot het feest van uw heer!"
Asaf begon tenslotte "het hele plaatje te zien" en hij verheugde zich: "…mijns harten rots en mijn erfdeel is God voor eeuwig" (vers 26). Hij kon zeggen: "Ja, mijn kracht bezwijkt. Ja, ik wordt met plagen bezocht en gekastijd. Ja, ik heb een grote strijd te verduren door mijn ontberingen. Maar ik ben niet alleen in mijn strijd. Ik heb een liefdevolle Vader in de hemel die over mij waakt!
"Heer, niets anders is van belang op deze wereld behalve U: U kennen, U liefhebben en U vertrouwen. Ik heb er spijt van dat ik ooit boos op U was, dat ik U er ooit van heb beschuldigd dat U niet getrouw was. Wie heb ik trouwens buiten U? Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, mijns harten rots is God voor eeuwig!"
Dat is het ogenblik dat Asaf echte rust vond. Hij zag dat Hij bijna was weggegleden, maar hij hield toch vol! De musicus sluit zijn psalm af met deze overwinningswoorden: "…de Here HERE heb ik tot mijn toevlucht gesteld, en ik wil al uw werken vertellen" (vers 28).
Dus, geliefde heilige: heb jij ook volgehouden? Of heb je satans leugen geloofd dat God je niet kan bewaren? Heb je getuigd van Gods kracht in je leven? Of heb je gedacht dat de duivel meer kracht had dan de God die in je woont?
Er moet in ons allemaal iets zijn dat uitroept: "O, God, ik wil verlost worden! Als ik aan U begin te twijfelen, dan ben ik begonnen weg te glijden". Dat is het punt waarop we moeten vertrouwen dat God onze kracht is, hoe zwak we ons ook voelen of hoe pijnlijk onze beproeving ook is.
Dus, richt je ogen niet langer op mensen. En richt je ogen op je kracht: de Heer zelf! Hij heeft een reden voor alles wat Hij toestaat in je leven. Hij vertelt je misschien niet altijd die reden, maar Híj zal de kracht van je hart zijn door dit alles heen. Moge dezelfde hoop die Asaf ervaarde, in jóuw hart opspringen en moge je uitroepen: "Heer, Ú bent de kracht van mijn hart. Of ik nu leef of doodga, ik ga op U vertrouwen!"
God helpe ons allen die van Hem houden om nooit in ongeloof weg te glijden en weg te vallen.