JOUW LUIDE SMEEKBEDEN

Geloof jij dat God bereid is om snel te komen en jouw probleem op te lossen? Dit is waar veel christenen in tekortschieten. Zij weten dat God alles heeft wat ze nodig hebben en ze geven toe dat Hij zorgt. Maar als Hij niet onmiddellijk hun geween beantwoordt, denken ze aan allerlei redenen waarom Hij niet bereid zou zijn om hen te hulp te schieten.

Op de berg Karmel sprak Elia vol vertrouwen over zijn God. Hij beschimpte de profeten van Baäl door hun god te beschuldigen van het negeren van zijn kinderen: "Zij riepen de naam van Baäl van de ochtend tot de middag aan, en zeiden: 'O Baäl, hoor ons!' Maar er was geen stem, niemand antwoordde. Rond het middaguur bespotte Elia hen en zei: 'Schreeuw hardop, want hij is een god, hij mediteert of hij is bezig, of hij is op reis, of misschien slaapt hij en moet wakker gemaakt worden. '

"Zij riepen met luider stem en kerfden hun lichamen naar hun wijze van doen met zwaarden en speren, totdat het bloed over hen heen stroomde. En het gebeurde, toen de middag voorbij was, dat zij in geestvervoering raakten, tot de tijd van het brengen van het graanoffer. Er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde; er kwam geen teken van leven." (1 Koningen 18:28 en 29).

Hoor deze woorden nogmaals: "Er kwam geen stem en er was niemand die antwoordde; er kwam geen teken van leven."

Wat Elia beschreven heeft, is precies hoe wij God beschuldigen. We bidden, we roepen hardop tegen God, maar we gaan onze weg, niet gelovend dat Hij ons heeft gehoord. Wij vertrekken uit de nabijheid van de Heere - weg van de binnenkamer van het gebed – onszelf afvragend of Hij aandacht heeft geschonken aan onze smeekbeden.

De Heere is altijd klaar om te horen en te antwoorden op onze schreeuw om hulp. Ik hou van wat David van Hem zei: "U, Heere, bent immers goed, mild om te vergeven en rijk aan goedertierenheid voor allen die U aanroepen. HEERE, neem mijn gebed ter ore, sla acht op mijn luide smeekbeden. In de dag van mijn benauwdheid roep ik U aan, want U verhoort mij. "(Psalm 86: 5-7).

God wacht op jouw luide smeekbeden, geuit in kinderlijk geloof.