OPDAT IK HEM MAG KENNEN
God gaf Mozes een angstaanjagende richtlijn: "Verder sprak de HEERE tot Mozes: Ga heen, vertrek vanhier, u en het volk dat u uit het land Egypte geleid hebt, naar het land waarvan Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb: Aan uw nageslacht zal Ik het geven. 2 Ik zal een engel vóór u uit zenden – Ik zal de Kanaänieten, Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten en Jebusieten verdrijven – 3 naar een land dat overvloeit van melk en honing. Maar Ik zal Zelf niet in uw midden meetrekken, omdat u een halsstarrig volk bent en Ik u anders onderweg zou vernietigen." (Exodus 33:1-3).
Het volk van God was volstrekt van het pad af vanwege lust en afgoderij (zie Exodus 32:25). Goud was hun god geworden en het enige wat ze wilden doen was dansen, spelen en hun wellustige verlangens volgen. Alleen de zonen van Levi kwamen op voor de heiligheid van God.
De Heere had zichzelf van hen verwijderd "opdat hij hen niet zou doden", maar toch zei Hij tegen hen: "Ik zal je geven wat Ik beloofde." Zo konden zij al hun rechten en Zijn bescherming opeisen - maar niet Zijn aanwezigheid.
We zien vandaag hetzelfde. Massa’s van Gods kinderen, gaan verder in hun zoektocht naar beloofde rechten, terwijl ze de heilige, overtuigende aanwezigheid van Christus missen.
Ik denk dat niets erger kan zijn dan dit van de Heer te horen: "Ga naar een land dat stroomt van melk en honing, maar Ik zal niet met je meegaan" (zie Exodus 33:3).
Mozes wilde iets groters dan een land dat vloeide van melk en honing. Hij wilde de aanwezigheid van de Heere kennen en ervaren! "Dan zal ik U kennen, opdat ik genade zal vinden in Uw ogen." (Exodus 33:13). Geen wonder dat deze kostbare dienaar van God zijn generatie veroordeelde! Geen wonder dat er zoveel glorie op zijn gezicht was. Hij wilde alleen maar de Heere kennen, om in Zijn aanwezigheid te blijven.
Vandaag moedig ik je aan om het voorbeeld van Mozes te volgen. Mochten we allemaal met Paulus spreken, wiens hart uitriep: "Opdat ik Hem mag kennen" (Filippenzen 3:10).