Tevergeefs heb ik mij afgemat
Dit is een boodschap voor iedereen die leeft onder de last van moedeloosheid. Als je terugkijkt op je leven, ben je vertwijfeld over verwachtingen die niet zijn uitgekomen. Je hebt het gevoel dat je niet veel tot stand hebt gebracht in je leven en terwijl de tijd voortschrijdt zie je dat veel beloften onvervuld zijn gebleven. Jaar na jaar heb je gebeden en gebeden, maar de dingen waarvan je geloofde dat God daarover tot jou gesproken had, zijn niet uitgekomen. Anderen om je heen lijken het allemaal voor elkaar te hebben, genietend van de vervulling van vele beloftes, terwijl jij een gevoel van falen met je meedraagt.
Wanneer je terugkijkt op je leven, herinner je je al de moeilijke periodes. Je hebt verwerping gekend en gevoelens van volledig tekortschieten. Je hebt zoveel van de Heer gehouden, je lichaam en ziel gegeven om hem te behagen, waarbij je alles deed wat je wist te doen. Toch kwam er uiteindelijk een moment waarop je tot deze overtuiging bent gekomen: “Tevergeefs heb ik mij afgemat. Ik heb al mijn kracht voor niets aangewend. Het is allemaal nutteloos geweest”. Nu komt er een knagende gedachte bij je binnen kruipen, die fluistert: “Je hebt het doel gemist. Je bent helemaal niet effectief geweest. Je leven is het bewijs dat je geen verschil hebt gemaakt in deze wereld”.
Als je zulke gevoelens van falen met je meedraagt, dan bevind je je in goed gezelschap. In feite sta je temidden van geestelijke reuzen.
De profeet Elia keek terug op zijn leven en schreeuwde uit: “Heer, breng me thuis. Ik ben niet beter dan mijn voorvaderen en zij allen zijn tegenover u in gebreke gebleven. Alstublieft, neem mijn leven. Alles is voor niets geweest.” (omschrijving)
En wat denk je van koning David. Hij was zo wanhopig over wat hij dacht dat een verspilde zalving was op zijn leven, dat hij weg wilde vluchten als een vogel naar een afgezonderde plek. “O, had ik vleugelen als een duif ... ver zou ik heenvlieden, ik zou vernachten in de woestijn.” (Psalm 55: 7-8)
Zelfs de grote apostel Paulus beefde van angst bij de gedachte dat hij zijn leven had ingezet als een nutteloze arbeider. Hij schreef aan de Galaten: ”Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb”.
Johannes Calvijn, één van de vaderen van de Reformatie, had dezelfde afschuwelijke ervaring. In zijn stervensuur zei hij: “Alles wat ik heb gedaan is van geen waarde geweest... De boosaardigen zullen met alle plezier dit woord aangrijpen. Maar ik herhaal het nogmaals: alles wat ik heb gedaan is van geen waarde geweest”.
Sint Bernard heeft ook deze afschuwelijke wanhoop moeten ondergaan. In zijn latere dagen schreef hij: “Ik heb gefaald in mijn plan... Mijn woorden en geschriften zijn een mislukking geweest”.
David Livingstone was één van ’s werelds meest bruikbare zendelingen, zijn prestaties worden zelfs door de seculiere wereld onderkend. Livingstone maakte het Afrikaanse continent open voor het evangelie, waarbij hij veel zaad zaaide en door God gebruikt werd om Engeland wakker te schudden voor zending. Hij gaf zijn lichaam en ziel en leidde een volkomen opgeofferd leven voor Christus.
En toch, gedurende zijn 23e jaar op het zendingsveld, uitte Livingstone dezelfde verschrikkelijke twijfels als deze andere grote dienaren. Ook hij voelde dat zijn bediening geheel voor niets was geweest. Zijn biograaf citeerde hem in deze vertwijfeling: “Alles wat ik heb gedaan, heeft alleen de Afrikaanse slavenhandel in gang gezet. De zendingsposten dragen geen vrucht na 23 jaar werk. Al het werk lijkt voor niets geweest... Tevergeefs heb ik mij afgemat”.
Eén van de grootste zendelingen die invloed heeft gehad op mijn leven, is George Bowen. Zijn leven was een krachtig voorbeeld, en zijn boek, “Love Revealed” (letterlijk vertaald: geopenbaarde liefde), is één van de grootste boeken over Christus die ik ooit heb gelezen. Bowen, een vrijgezel, keerde zich af van rijkdom en beroemdheid om een zendeling te worden in Bombay, India, in het midden van de 19e eeuw. Toen hij zag dat de zendelingen daar in grotere welstand leefden dan de armen die zij dienden, gaf Bowen de ondersteuning van zijn zendingsorganisatie op en koos er voor om te leven onder de allerarmsten. Hij kleedde zich zoals de inwoners van India deden en omarmde armoede door in een nederig onderkomen te leven en soms alleen van brood en water te leven. Hij preekte op de straten bij snikheet weer, terwijl hij literatuur over het evangelie verspreidde en huilde over de verlorenen.
Deze verbazingwekkend toegewijde man was naar India gegaan met grote verwachtingen voor de bediening van het evangelie. En hij had alles gegeven voor dat doel, zijn hart, verstand, lichaam en geest. En toch, in zijn meer dan veertig jaar van zijn bediening in India, had Bowen geen enkele bekeerling. Het was pas na zijn dood dat de zendingsorganisaties ontdekten dat hij één van de meest geliefde zendelingen was in dat land. Zelfs heidense beeldenaanbidders keken naar Bowen als het voorbeeld van hoe een christen is.
Tegenwoordig zetten het nederige leven en de krachtige woorden van George Bowen steeds mijn ziel en zielen van anderen over de hele wereld in vuur en vlam. En toch, zoals zovelen voor hem, onderging Bowen een vreselijk gevoel van falen. Hij schreef: “Ik ben het meest nutteloze wezen in de kerk. God verwondt en verplettert mij met teleurstellingen. Hij bouwt me op en staat dan toe dat ik terugval tot niets. Ik zou graag bij Job zitten en ik kan meevoelen met Elia. Mij werk is volledig voor niets geweest”.
Sommige lezers zullen misschien zeggen: “Grote mannen Gods horen zulke taal niet te bezigen. Ze horen zelfs niet eens zulke gevoelens te hebben. Het klinkt als angst en ongeloof”. En toch is dit de taal van vele geloofsreuzen, grote mannen en vrouwen, trouwe voorbeelden tegen wie wij opkijken. Elk van hen heeft hetzelfde afschuwelijke gevoel ondergaan: “Ik heb niet bereikt waartoe ik dacht dat God mij had geroepen. Ik ben een mislukking geweest”. Ik ken het afschuwelijke geluid van die taal in mijn eigen hart.
In Jesaja 49:4 lezen we deze woorden: “Doch ik zeide: Tevergeefs heb ik mij afgemat, voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt...” Merk op dat dit niet de woorden zijn van Jesaja, die op oudere leeftijd door God geroepen werd. Nee, dit zijn Christus’ eigen woorden, gesproken door Eén “geroepen ... van moeders lijf aan; van de schoot mijner moeder... De Here... die mij van de moederschoot aan vormde tot zijn knecht, om Jakob tot Hem terug te brengen (en om Israël tot Hem vergaderd te doen worden)” (49: 1, 5).
Toen ik bij deze passage aankwam, een passage die ik reeds vele keren eerder had gelezen, was mijn hart in verwondering. Ik kon nauwelijks geloven wat ik las. Jezus’ woorden hier over “tevergeefs zich hebben afgemat” waren een antwoord op de Vader, die zojuist had verklaard: “Gij zijt mijn knecht... in wie Ik mij zal verheerlijken”. We lezen Jezus’ verbazingwekkende antwoord in het volgende vers: “Tevergeefs heb ik mij afgemat, voor niets en vruchteloos mijn kracht verbruikt” (49: 4).
Nadat ik dit gelezen had, ging ik in mijn studeerkamer op mijn voeten staan en zei: “Wat schitterend. Ik kan nauwelijks geloven dat Christus zo kwetsbaar was en dat hij aan de vader toegaf dat hij ervaarde waarmee wij mensen geconfronteerd worden. In zijn menselijkheid proefde hij van dezelfde ontmoediging, dezelfde wanhoop, dezelfde gekwetstheid. Hij had dezelfde gedachten die ik over mijn leven had: “Dit is niet wat ik had gedacht dat beloofd was. Ik heb mijn kracht verspild. Alles is voor niets geweest”.
Het lezen van deze woorden maakte dat ik nog meer van Jezus ging houden. Ik realiseerde dat Hebreeën 4:15 niet slechts een cliché is: onze Verlosser kan werkelijk meevoelen met onze zwakheden en werd op gelijke wijze verzocht als wij, doch zonder te zondigen. Hij heeft dezelfde verleiding door Satan gekend, terwijl hij dezelfde beschuldigende stem hoorde: “Je hebt je missie niet volbracht. Je leven is een mislukking geweest. Je kunt geen resultaat laten zien van al je inspanningen”.
Wat was precies de missie van Christus? Volgens Jesaja was het Israël terug te brengen naar God, om de stammen van Jakob te doen afkeren van hun slechtheid en afgodendienst: “om de bewaarden van Israël terug te brengen”. De historicus Josephus schreef over de toestand van Israël in de dagen van Jezus: “De Joodse natie was zo slecht en corrupt geworden in de tijd van Christus, dat wanneer de Romeinen hen niet vernietigd hadden, God vuur had laten regenen uit de hemel, zoals in vroegere tijden, om hen te verteren”. Kort gezegd, Christus was gezonden als een Jood tussen de Joden, om Gods volk te verlossen van de kracht van de zonde en elke gevangene vrij te zetten.
Jezus getuigde: “Hij maakte mij... tot een puntige pijl; in zijn pijlkoker” (49:2). De Vader had hem voorbereid vanaf de grondvesting van de wereld. En de opdracht die aan Christus was gegeven was duidelijk: “Hij maakte mijn mond als een scherp zwaard” (49:2). Jezus moest het woord zo scherp prediken als een tweesnijdend zwaard dat het hardste hart zou doorboren’.
Dus Christus kwam in de wereld om de wil van God te volbrengen door Israël te doen herleven. En Hij handelde precies zoals Hem was opgedragen, zonder een enkel woord te spreken of daad uit te voeren dan zoals Hem was opgedragen door de Vader. Jezus was in het centrum van de wil van God, in bezit van totale autoriteit en de meest krachtige boodschap. Maar Israël wees hem af. “Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Joh. 1:11).
Denk hier eens aan: Jezus predikte tot een generatie die ongelooflijke wonderen zag: blinde ogen geopend, dove oren in staat gesteld om te horen, de lamme in staat gesteld om te lopen. Toch werden Jezus’ wonderen afgewezen en gekleineerd en zijn woorden werden genegeerd, niet bij machte om de verharde harten van mensen te doorboren. In feite maakte zijn prediking alleen de religieuze sekten kwaad. Zijn eigen volgelingen besloten dat Zijn woord te hard was en liepen van Hem weg. Op het laatst lieten zelfs zijn meest nabije discipelen, de gekozen twaalf, Hem in de steek. En de natie voor wie Jezus was gekomen om hen terug te brengen naar de Vader riepen uit: “Kruisig Hem”.
Voor elk menselijk oog faalde Christus volledig in zijn missie. We vinden Hem nabij het einde van zijn bediening uitkijkend over Jeruzalem, weeklagend over de Israëls afwijzing, huilend over zijn ogenschijnlijke mislukking om hen bij elkaar te brengen, zijn hoop schijnbaar de grond ingeboord. “Jeruzalem, Jeruzalem... hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten” (Mat. 23:37-38).
Stel je voor wat een pijn Christus gevoeld moet hebben toen Hij deze woorden uitte. Ik kan alleen speculeren, maar ik geloof dat dit het moment was waarop Jezus uitschreeuwde: “Ik heb mij tevergeefs afgemat”. Ik stel me Satan voor die hem influisterde op dat moment: “Hier is het huis dat je geroepen werd te redden en je laat het troosteloos achter”.
Gedurende een korte periode liet de Vader toe dat Jezus dezelfde menselijke wanhoop ervoer over een gevoel van falen in zijn leven: “Ik heb alles wat in mij was gegeven, mijn kracht, mijn inspanningen, mijn gehoorzaamheid. Wat had ik nog meer kunnen doen om dit volk te redden? Al mijn inspanningen zijn voor niets geweest”. Hij voelde wat elke grote strijder van God door de eeuwen heen heeft ervaren: de verleiding om zichzelf te beschuldigen van mislukking, wanneer een duidelijke opdracht van God niet in vervulling leek te gaan.
Hoe kan het zijn dat Gods eigen Zoon een dergelijke verklaring aflegt? En waarom hebben generaties van getrouwe gelovigen zich verlaagd tot zulke vertwijfelde woorden? Het is allemaal het gevolg van het meten van weinig resultaten tegenover hoog geplaatste verwachtingen.
Je denkt misschien: “Dit klinkt als een boodschap die van toepassing is voor predikanten of voor diegenen die geroepen zijn om een groot werk te doen voor God. Ik kan me voorstellen dat het bedoeld is voor zendelingen of bijbelse profeten. Maar wat heeft het met mij te maken?”
De waarheid is dat wij allen geroepen zijn tot een groot, gemeenschappelijk doel, en tot één bediening: namelijk om als Jezus te zijn. We zijn geroepen om te groeien in het lijken op Hem, om te veranderen naar zijn geopenbaarde beeld. Je kunt simpelweg geen christen zijn tenzij dit je roeping is, je enige doel in het leven: “ik wil meer en meer gelijk worden aan Christus, ik wil vrijgezet worden van alle zelfgerichtheid, alle menselijke ambitie, alle jaloezie, ongeduld, slechte humeur, slechte denken over anderen. Ik wil alles zijn waarvan Paulus zegt dat ik het zou moeten zijn als ik in geloof en liefde wil wandelen. Heer, mijn hart verlangt er naar te zijn als U”.
Wat een hoge verwachtingen! En je hebt alle beloften van God om je te ondersteunen. Je houdt het tweesnijdende zwaard van Gods Woord in je hand en je hebt je hart erop gezet om als Jezus te zijn. Je gaat aan het werk om te zijn zoals Hij.
Al na een korte periode beginnen er een aantal fantastische veranderingen op te treden. Je bent meer geduldig. Elke vleselijke reactie die in je opkomt druk je weg door te zeggen: “Dat is niet zoals Jezus”. Je familie en vrienden, buren en collega’s hebben opgemerkt dat je aardiger bent geworden. Elke avond ben je in staat om de overwinning van die dag in je op te nemen en je zelf te feliciteren: “Het is me gelukt! Ik was aardiger vandaag. Dit was een goede, Jezus-gelijkende dag”.
Enkele maanden geleden schreef ik een boodschap: “Geroepen om gelijkvormig te zijn aan Christus”. Daarin vertelde ik dat gelijkvormigheid aan Christus begint bij als Jezus zijn tegen degenen die ons het meest nabij staan. Ik geloof daar werkelijk in. Dus, wanneer je getrouwd bent is de persoon die je het meest nabij staat je echtgenote. Dus ik zette me er toe om de meest op Christus lijkende echtgenoot te zijn als voor een man maar mogelijk was. En ik werkte er aan, er naar strevend om meer geduldig, begripvol en zorgzaam te zijn.
Die eerste week worstelde ik om uitbarsting na uitbarsting te onderdrukken. Ik bleef mezelf er aan herinneren: “Jezus zou zo niet handelen. Hij zou niet zeggen wat ik wil gaan zeggen. Dus ik ga dat niet doen. Ik ga als Hem zijn”.
Aan het einde van die week vroeg ik mijn vrouw, Gwen: “Zie je meer van Jezus in mij?”. Zij antwoordde: “Ja, dat zie ik”. Ik was zo bemoedigd. Ik dacht: “Dit is het! Eindelijk, na al die jaren, heb ik ontdekt wat er voor nodig is om maar als Jezus te worden”.
Toen volgde de vreselijkste week. Het leek wel alsof ik mijn gelijkvormigheid aan Christus bij elke beweging die ik maakte verloor. Aan het einde van die week vroeg ik Gwen: “Hoe zou je me nu beoordelen?” Ze zei: “Meer als Paulus”.
Ik zou je graag vertellen dat ik elke dag, in alles wat ik doe, meer als Jezus wordt. Maar mijn menselijke worsteling in het vlees om gelijkvormig aan Christus te worden werkte simpelweg niet. En de waarheid is dat die nooit zal werken. Ik strijd nog steeds met gedachten, woorden en gevoelens die tegenstrijdig zijn aan Christus. Mijn vlees heeft niet het vermogen om het vlees uit te werpen. Dat werk wordt alleen gedaan door de Heilige Geest: “Indien gij door de Geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven” (Rom. 8:13b). Kortgezegd, je overgeven aan de kracht van de Heilige Geest is de enige manier om werkelijk gelijkvormig te worden aan Christus.
Het is temidden van dit gevecht met ons vlees dat we vaak vervallen tot wanhoop. We worden er toe verleid om te denken: “Ik ben geroepen, gezalfd, goed onderwezen door godvrezende predikers. Hoe kan het dat ik zulke vleselijke gedachten blijf denken?”. Op sommige momenten zwichten we voor dezelfde gedachten die door de eeuwen weerklinken onder Gods volk: “Tevergeefs heb ik mij afgemat. Ik heb al mijn tijd en kracht verknoeid. Ik heb nooit gezien wat God me heeft beloofd. Ik ben er niet in geslaagd om mijn gedachten en handelingen tot enige mate van vervulling te brengen”.
Als je een dergelijke jonge man of vrouw zou vragen: “Waarom ben je teruggekeerd naar je vroegere wegen?”, dan zou je dezelfde demonische leugen in hun hoofd geplant vinden: “Ik heb mijn best gedaan. Ik heb gebeden en mijn bijbel gelezen. Ik ben naar de kerk gegaan en heb getuigd aan mijn vrienden op school. Ik heb me met al mijn krachten ingespannen om rechtvaardig te leven. Maar ik heb nooit het wonder gekregen wat ik nodig had. Mijn gebeden werden niet beantwoord en ik werd niet verlost. Na dit alles eindigde ik als een mislukking. Ik kon de gedachte niet van me afschudden dat het geen zin had, dat mijn vlees nooit zou veranderen. Het was gewoon tijdsverspilling. Ik heb het gevoel dat alles wat ik gedaan heb voor niets is geweest”.
En hoe zit het met hun rechtvaardige ouders, de moeders en vaders die zo ijverig hebben gebeden voor hun afdwalende kind? God had hen beloften gegeven en zij klampten zich daaraan vast, terwijl ze het in geloof uitschreeuwden tot Hem. Maar terwijl de tijd voorbij ging, antwoordde hun kind nooit. Nu ondergaan deze toegewijde heiligen dezelfde verschrikkelijke leugen: “Je bent een mislukking, die zich tevergeefs heeft ingezet. Je hebt al deze jaren je kracht verspild. Het gevecht heeft je alleen afgemat. Het is allemaal voor niets geweest”.
Velen die deze boodschap lezen zijn in vertwijfeling omdat ze niet de belofte die God hen had gegeven hebben ervaren. Ze zijn niet jaloers op de zegen die God anderen heeft gegeven. Ze vergelijken zichzelf niet met iemand die een wonder lijkt te ervaren. Nee, ze kijken naar hun eigen leven. En ze vergelijken datgene waarvan ze geloofden wat God hen had beloofd met de manier waarop dingen er op dit moment uitzien. En voor hen lijkt hun leven een complete mislukking.
Terwijl ze in alle eerlijkheid en oprechtheid hun wandel onderzoeken, lijkt het alsof ze weinig vooruitgang hebben geboekt. Ze hebben alles gedaan wat God hen had opgedragen om te doen, nooit afwijkend van Zijn Woord en geboden. Maar terwijl de tijd is voortgeschreden, is het enige wat ze kunnen zien mislukking. En nu zijn ze gebroken, in hun geest verwond. Ze denken: “Heer, is dit alles voor niets geweest? Heb ik de verkeerde stem gehoord? Ben ik misleid? Is mijn missie geruïneerd geëindigd?
Ten eerste, je weet nu vanuit Jesaja 49 dat de Heer je strijd kent. Hij heeft deze strijd al eerder gevoerd dan jij. En het is geen zonde om zulke gedachten te ondergaan of om teneergedrukt te zijn door een gevoel van mislukking tengevolge van gebroken verwachtingen. Jezus zelf onderging dit en was zonder zonde.
Ten tweede, het is erg gevaarlijk om deze helse leugens toe te staan je ziel te overwoekeren en in brand te zetten. Jezus toonde ons de weg uit een dergelijke wanhoop met deze uitspraak: “Tevergeefs heb ik mij afgemat... Evenwel, mijn recht is bij de Here en mijn vergelding is bij mijn God”. Het Hebreeuwse woord voor recht is hier “oordeel”. In feite zegt Christus: “Het uiteindelijke oordeel is bij mijn Vader. Hij alleen zal een oordeel uitspreken over alles wat Ik heb gedaan en hoe effectief Ik ben geweest”.
God spoort ons aan door dit vers: “Stop met het uitspreken van een oordeel over jouw werk voor Mij. Het is niet jouw taak om te beoordelen hoe effectief je bent geweest. En je hebt het recht niet om jezelf een mislukking te noemen. Je weet nog niet wat voor soort invloed je hebt gehad. Je hebt simpelweg het inzicht niet om weet te hebben van de zegeningen die naar jou toekomen”. Inderdaad, we zullen veel van zulke dingen niet weten totdat we voor Hem staan in de eeuwigheid.
In Jesaja 49 hoorde Jezus de Vader in ongeveer deze woorden zeggen: “Dus, Israël is niet bijeen vergaderd. Ja, Ik heb je geroepen om de stammen binnen te brengen en dat is niet gebeurd op de manier zoals je je had voorgesteld. Maar die roeping was slechts een klein ding vergeleken met wat er voor je aankomt. Het is niets in vergelijking met wat Ik nog in petto heb. Ik zal je een licht maken voor de hele wereld. Israël zal uiteindelijk bijeengebracht worden; die belofte zal vervuld worden. Maar jij zult niet alleen een licht worden voor de Joden, maar ook voor de heidenen. Je zult verlossing brengen aan de hele wereld”.
“Maar nu zegt de Here, die mij van de moederschoot aan vormde tot zijn knecht, om Jakob tot Hem terug te brengen en om Israël tot Hem vergaderd te doen worden – en ik werd geëerd in de ogen des Heren en mijn God was mijn sterkte – Hij zegt dan: Het is te gering dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen; Ik stel u tot een licht der volken, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde” (Jesaja: 49:5-6).
Dierbare heilige, terwijl de duivel tegen je liegt dat alles wat je gedaan hebt voor niets is geweest, dat je nooit je verwachtingen in vervulling zult zien gaan, is God in zijn glorie bezig om een grotere zegen voor te bereiden. Hij heeft betere dingen in petto, die veel verder gaan dan je zou kunnen bedenken of vragen.
We moeten niet langer luisteren naar de leugens van de vijand. In plaats daarvan moeten we rusten in de Heilige Geest, gelovend dat Hij het werk zal volbrengen om ons meer als Christus te maken. En we moeten opstaan vanuit onze wanhoop en op dit woord staan: “Weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Here” (1 Kor. 15:58).
De tijd is gekomen om overvloedig te zijn in je werken. Wat de Heer je vertelt, komt hier op neer: “Vergeet al je “mislukkingsdenken” en laat dat achter je. Het is tijd om weer aan het werk te gaan. Niets is nutteloos geweest! Er komt nog veel meer goeds voor je aan, dus stop met kniezen en verheug je. Ik heb je niet overgeslagen. Ik ga oneindig veel meer doen dan jij kunt bedenken of vragen!”