U hoeft niet te sterven in de wildernis
Niet zo lang geleden vatte ik het plan op een boek te schrijven over het lijden van Gods heiligen. Ik wilde christenen bemoedigen met Gods trouw aan Zijn mensen in hun beproevingen.
Sinds die tijd hebben veel lezers mij geschreven, om te getuigen hoe God hen genade bewees tijdens hun perioden van lijden.
Een vrouw schreef over haar langdurig fysiek lijden: '12 jaar geleden zetten mijn man en ik onze baan stop, en God bracht ons onder allerlei volken als zendingsevangelisten. Gedurende deze tijd hebben we door meer dan 30 landen gereisd. We hebben in vreselijke omstandigheden gewerkt, maar de HEERE gaf ons altijd een goede gezondheid en begenadigde ons met grote kracht. Afgelopen maart kreeg ik een onbekende, zware ziekte. We hadden deze aandoening bij veel mensen gezien onder wie we zending bedreven, in afgelegen gebieden. De precieze oorzaak van de pijnlijke zwelling in mijn gewrichten kon echter door de specialisten niet geïdentificeerd worden. Ze konden alleen in verbazing hun hoofd schudden. Ik riep uit tot God, maar de hemel scheen stil te zijn.
De gehele periode voelde ik nooit Gods aanwezigheid bij me. Ik bracht een eenzame 9 maanden door in een wildernis van pijn en onzekerheid. In december 1999 begon de pijn fysiek en mentaal zijn tol te eisen. Ik was uitgeput en kon nauwelijks meer slapen. Geestelijk verloor ik grond. Dit waren de donkerste dagen van mijn leven. Ik wist niet of ik de nieuwe eeuw nog zou zien. Toen op een morgen werd ik wakker door helder zonneschijn in mijn kamer. Ik realiseerde me dat ik de hele nacht door geslapen had, voor de eerste keer. Mijn eerste gedachte was: ‘Ik heb geen pijn.’ Ik durfde het mijn man niet te vertellen. Ik wachtte op het terugkeren van de pijn, maar het bleef uit. Ik realiseerde me dat God gewerkt had tijdens mijn slaap. En ik voelde dat Hij de duivel gezegd had: ‘Het is genoeg!’. Nu is er alweer een jaar voorbij, en nog is de pijn niet teruggekeerd. In de rapporten van de dokter verschenen de woorden: ‘onverklaarbaar wonder’. Ik heb meer kracht dan ooit tevoren. Ik kwam uit de wildernis leunend op de armen van mijn geliefde Jezus, en op Zijn Woord vertrouwend.’
Het is inspirerend om dergelijke getuigenissen te lezen, waarin gelovigen uit hun wildernis weer te voorschijn kwamen, zich verheugend in Gods trouw. Ze vertellen van afschuwelijke pijn, beproevingen, rampen, tragedies die nooit schijnen te eindigen. Eerst wordt hun hoop opgewekt, dan de grond ingeslagen. Ze ervaren plotselinge uitbarstingen van bovennatuurlijke kracht, maar dan worden ze weer overspoeld door vreselijke angst. En allerlei vragen knagen aan hun geest: ‘Waarom overkomt mij deze ramp? Is dit een oordeel van God over een gedane zonde? Waarom worden mijn gebeden niet verhoord? Ik heb gevast en gebeden, maar niets gehoord. Waarom?’ Ze zijn heen en weer geslingerd in hun beproeving, zijn bijna bezweken. Maar door dit alles heen, hebben ze hun geloof behouden. Hoe? Omdat ze zich door hun lijden op de knieën lieten brengen. Hierdoor groeide hun vertrouwen in God. Ze kwamen uit hun wildernis met een getuigenis van Gods goedheid en Zijn macht om te verlossen.
Ik zeg u, ik heb nooit eerder gehoord van zoveel lijden onder Gods volk. Mijn vrouw, Gwen, en ik hebben ons verwonderd over de brieven die we hebben gelezen. Steeds weer zeiden we tegen elkaar: ‘Heb je ooit zoiets gelezen? Dit lijden kun je je toch niet indenken!’ Mensen beschrijven hoe ze geveld zijn door afschuwelijke levensbedreigende ziektes. Stormachtige tijden in gezinnen, met gescheiden mannen en vrouwen, rebellerende en drugsverslaafde kinderen. Anderen schrijven over hun ervaringen van een geestelijke wildernis. Ze werden geconfronteerd met depressies, angsten, allerlei zorgen. En nu hebben deze spanningen hen in een wildernis van wanhoop gedreven.
Een man die op tragische wijze zijn geliefde verloot, schrijft: ‘Ik huiver elke keer als de telefoon gaat. Ik vraag me af of het nog meer slecht nieuws is. En dat alleen al door het overgaan van de telefoon.’
Een godvrezende vrouw schrijft over hoe zij eens een dergelijk telefoontje kreeg. Ze vertelt: ‘Wij zijn een sterke, gelovige familie, die regelmatig de kerk bezoekt. Tijdens onze beproeving waren onze 3 jongens 7, 3 en ruim 1 jaar oud. Het afschuwelijke telefoontje kwam op 26 augustus, 1996. Mijn echtgenoot was van 35 voet hoogte van een dak gevallen, wat hij aan het vervangen was. Hij had een operatie nodig voor een gebroken been en elleboog. Het laatste wat hij me zei voor de operatie, was: ‘Vertel de jongens dat ik van ze hou, en ik zal jullie allemaal morgenochtend zien.’ Maar tijdens de operatie ging er iets verkeerd, en die ochtend was hij in coma. Mijn geloof zei me dat hij slechts rustte, en dat hij over een tijdje weer terug zou komen bij ons. Maar 13 dagen later – na allerlei behandelingen, een transport naar een ander, beter ziekenhuis, en na veel gebeden in de hele staat – nam de HEERE mijn man thuis. Alles scheen zo goed te gaan voor ons. En toen, plotseling, stortte onze wereld in. Jezus heeft immers nooit gezegd dat christenen geen beproevingen zouden moeten gaan. Nu, in het alleen opvoeden van onze 3 jongens, is me dit duidelijk geworden! Toch, door dit alles heen, hebben mijn jongens een groot verlangen naar de hemel. Niet alleen wacht God de Vader hen daar, maar ook hun aardse vader wacht er, en dat heeft onze levens veranderd. We prijzen God dat hij onze verloste vader in de hemel genomen heeft. Uiteindelijk is dat de eindbestemming voor ons allen.’
Ook deze vrouw kwam uit haar wildernis, leunend op Jezus armen. Toch lijken veel christenen nooit Gods troost te vinden, Zijn troost en kracht. Laat me u vragen: Hoe heeft u uw wildernis beproevingen doorstaan? Misschien zit u er nu wel middenin. Misschien is uw wildernis in de vallei des doods. U hebt de dokter horen zeggen: 'Het is kanker. Kwaadaardig.' Of misschien is er bij een gezinslid een ongeneeslijke ziekte geconstateerd. U deelt de pijn van ontelbare anderen, die ze voelden in de wachtkamers van ziekenhuizen, in stilte roepend om een wonder. Misschien is uw wildernis een zware depressie. U vreest het opstaan elke morgen weer, omdat een donkere wolk voortdurend om u heen hangt. Uw voortdurende roep is: 'HEERE, help me. Ik kan het niet meer verdragen.' Als u naar de kerk gaat, probeert u met een lachend gezicht te gaan. Maar diep van binnen lijkt het een hel te zijn. U hebt gevast, gebeden, de HEERE gezocht voor dagen, weken, maanden. Maar God lijkt uw gebed niet te beantwoorden.
Bij tijden in ons leven komen we allemaal weleens in een wildernis. Ik zou een boek kunnen schrijven over de vele wildernis-beproevingen die ik gedurende mijn leven ervaren heb. Toch zijn er christenen die weigeren te accepteren dat we allen onvermijdelijk wildernissen zullen leren kennen. Ze denken dat dit wijst op een gebrek aan geloof. Ik ken een dominee die zijn gemeente eens vertelde: 'Mijn geloof heeft me immuun gemaakt voor het kwaad. Ik heb alle pijn en rampen overwonnen in Jezus' naam. Ik weiger ze eenvoudigweg allemaal.'
Ik wens niemand moeilijkheden toe, maar zonder twijfel gaat deze man op een wildernis aan. Zijn geloof is simpelweg niet Bijbels. David schrijft: 'Verlos mij, o God! Want de wateren zijn gekomen tot aan de ziel. Ik ben gezonken in grondeloze modder, waar men niet kan staan. Ik ben gekomen in de diepten der wateren, en de vloed overstroomt mij. Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, terwijl ik hoop op mijn God (Psalm 69:1-4). De Bijbel maakt het duidelijk: zelfs de meest godvrezende onder ons ondergaan zware wildernis beproevingen. De vraag is, hoe zullen we eruit komen? We kunnen er zeker van zijn dat onze wildernis beproevingen veranderingen in ons zullen maken. Tenslotte is het enkel in de wildernis dat ons geloof beproefd wordt door het vuur. Daarom: brengt uw tegenwoordige beproeving positieve of negatieve veranderingen in u aan?
Op wat voor fundering is uw geloof gebouwd? De Schrift vertelt ons, dat het geloof komt door het gehoor, en dat Gods Woord ons 'geestelijke oren' geeft, die ons doen horen (Romeinen 10:17). Nu, dit is wat de Bijbel zegt over de wildernis beproevingen in onze levens:
- Laat de watervloed mij niet overstromen, en laat de diepte mij niet verslinden; en laat de put zijn mond over mij niet toesluiten. Verhoor mij, o HEERE, want Uw goedertierenheid is goed (....) Verberg Uw aangezicht niet van Uw knecht, want ik ben bang. (Psalm 69:16-18). Blijkbaar vloeien er wateren van moeilijkheden door de levens van de gelovigen.
- Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert; Gij had ons in een net gebracht, Gij had een nauwe band om onze lenden gelegd; (...) Wij waren in het vuur en in het water gekomen. (Psalm 66:10-12) Wie brengt ons in een net van tegenspoed? God zelf.
- Eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik Uw Woord. (...) Het is mij goed, dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw inzettingen leerde. (Psalm 119:67,71) Dit vers maakt het helemaal duidelijk: het is goed voor ons - het is ons zelfs tot zegen - om verdrukt te worden.
Lees eens de getuigenis van de psalmist: 'Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen; (...) De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. Maar ik riep de Naam des HEEREN aan, zeggende: Och, Heere, bevrijd mijn ziel.' (Psalm 116:1-4). Hier is een trouwe knecht, die God liefhad, en een groot geloof had. Toch moest ook hij pijn verdragen, moeilijkheden en dood. We vinden dit thema door de hele Bijbel heen. Gods Woord verklaart ons luid en duidelijk, dat de weg van het geloof loopt door waterstromen en vuur: 'Uw weg was in de zee, en Uw pad in grote wateren.' (Psalm 77:20). 'Zie, Ik zal wat nieuws maken, nu zal het uitspruiten, zult gijlieden dat niet weten? Ja, Ik zal in de wildernis een weg leggen, en rivieren in de wildernis' (Jesaja 43:19). 'Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken' (Jesaja 43:2). 'Want Ik, de HEERE, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zegt: Vrees niet, Ik help u.' (Jesaja 41:13).
Dit laatste vers bevat een belangrijke sleutel: in al onze wildernis-ervaringen houdt onze Vader ons aan de hand. Maar alleen diegenen die door de wildernis heengaan krijgen deze hand van troost. Hij strekt Zijn hand uit naar degenen die gevangen zijn in kolkende rivieren van moeite. Een lezer op onze mail-lijst heeft een krachtig boek geschreven over lijden. Haar naam is Esther Hunter, en het boek is getiteld 'Joy in the mourning'. Esther schreef ons kortgeleden over een heftige beproeving die ze moest doorstaan. Zij en haar man waren van hun huis in Arkansas gevlogen naar Manitoba, Canada, om Esthers 90-jarige vader, een dominee, te begraven. Alle 12 kinderen van deze gelovige man waren gekomen om deze man de laatste eer te bewijzen. Esthers broers en zussen en hun gezinnen waren in 5 auto's op weg naar de begraafplaats. Onderweg stak er een venijnige sneeuwstorm op, die het gezicht op de weg ontnam. In het midden van deze storm werd de voorste auto gescheiden van de andere.
Esther en haar man reden in de tweede auto. Voor zich zagen ze dat er een vreselijk ongeluk was gebeurd, waarin 2 auto's helemaal op elkaar in hadden gereden. Esther is een verpleegster, dus haar man zette de auto aan de kant om hulp te bieden. Toen ze dichterbij kwamen, realiseerden ze zich met een afschuwelijke schok dat een van de auto's de voorste auto van hun begrafenisstoet was. Een auto van de andere kant had geprobeerd een vrachtwagen in te halen, en was er daarbij recht tegenop gereden. Esther keek in de zwaar beschadigde auto en zag haar zus, haar 4-jarige neefje, en 2 van haar broers erin liggen. Ze trok haar neefje eruit, die onmiddellijk naar het ziekenhuis werd gebracht. Daarna trok ze haar zus eruit, die in haar armen overleed. Haar broers waren al gestorven. Esthers kleine neefje overleefde het. Maar niemand in de familie zou het vreselijk beeld ooit kunnen vergeten op deze koude, eenzame weg. Al die tijd lag hun vader in zijn kist bij de begraafplaats. En hun moeder, die Alzheimer had, heeft er nooit iets van geweten.
Twee jaar lang dwaalde Esther in een wildernis van verdriet en verwarring. Ze was voortdurend overmand door tranen. Ze droeg een last van vragen, schuldgevoelens en 'waaroms'. Ze bracht uren door op haar knieën, biddend en Gods Woord onderzoekend. Ze was wanhopig op zoek naar een beetje troost en herstel van deze afschuwelijke tragedie. Op een dag, toen Esther langs de rivier wandelde, raapte ze een steen op. Ze kraste er de woorden op: 'Ik kan deze last niet meer dragen'. En ze realiseerde zichzelf: 'Ik kan mezelf niet meer de schuld geven'. Toen gooide ze de steen in het water. Op dat moment nam God haar last weg. Esther kwam uit haar wildernis tevoorschijn, leunend op Jezus' armen. En ze had een krachtige getuigenis: 'Mijn Vader maakt alle dingen goed. Met mijn liefhebbende Vader kan er geen ongeluk gebeuren.' Ze had haar ware vreugde gevonden in haar rouw.
Sommige gelovigen kunnen het feit niet accepteren dat Job, een rechtvaardig, heilig en geliefde man, vreselijke rampen moest ondergaan. Ik zou tegen deze christenen willen zeggen: Het is onmogelijk om een waar geloof te kennen zonder dat we Jobs moeilijkheden onder ogen kunnen zien en zeggen: ‘God liet Job al deze dingen lijden voor een doel. Hij had er een reden voor.’ Ja, God liet het toe dat Jobs kinderen gedood werden. Hij liet toe dat Job zijn gezondheid verloor, zijn bezittingen, zijn reputatie. Job werd te schande gemaakt door zijn zogenaamde vrienden. Zelfs zijn eigen vrouw bespotte hem. En zijn lichaam was bedekt met vreselijke, pijnlijke zweren. Deze man leefde in onverdraaglijke pijn en groot verdriet. Zie hem, in de ruines van zijn leven: hij voelde zich verlaten, gebroken door verdriet, en de hemel scheen zijn gebeden af te weren. Job bracht donkere, slapeloze nachten door, en afschuwelijke dagen vol pijn. Zijn pijn was zo groot, dat hij God vroeg om hem te laten sterven. Toch, door dit alles heen, had God hem nog lief. Ja, Job was zelfs nooit meer waardevol voor God dan middenin deze beproeving.
Toen Job op zijn dieptepunt gekomen was, gaf God hem een levensveranderende openbaring van Zichzelf. Hij leidde Job persoonlijk uit deze wildernis. En toen Job eruit kwam, getuigde hij met onbedwingbaar geloof: ‘Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?’(Job 13:15). Sommige gelovigen komen echter bitter en boos uit hun wildernis. Hun beproeving verandert hen in twijfelende, harde, onverzoenbare verachters van God. ‘Doch Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de HEERE heeft mij vergeten’ (Jes. 49:14). Ik heb lijdende christenen zich helemaal tegen hun God zien keren, die ze eens zo liefhadden. Ze beschuldigen God ervan hen te verlaten als ze hem nodig hadden. Nu, op hun beurt, verlaten zij het bidden. Ze leggen hun Bijbels weg. En ze gaan niet meer naar de kerk. In plaats daarvan dragen ze een grote woede en wrok tegen God.
Ik ken een dominee wiens geloof alle standvastigheid verloor door een sterfgeval in zijn gezin. Deze man had gedacht dat zijn geloof hem tegen alle rampen zou bewaren. Toen het drama plaatsvond, werd hij verwoest. En hij keerde zich helemaal tegen de Heere. Zijn vrienden waren geshockeerd door zijn hardheid. Hij vertelde hen: Ík wil de naam van Jezus nooit meer horen noemen.’ Sommige gelovigen sterven op tragische wijze in hun wildernis. Dit gebeurde met Israël. Een hele generatie van Israëlieten, behalve de gelovige Jozua en Kaleb, is weggeteerd in de vreselijke woestijn. Ze stierven vol van twijfel, verdriet, kwelling en pijn. Waarom? Ze weigerden om te vertrouwen op Gods woord, dat Hij hen zou bewaren in moeilijke tijden.
De Heere had hen beloofd: ‘Verschrik niet, en vrees niet (…). De HEERE uw God, Die voor uw aangezicht wandelt, Die zal voor u strijden (…). De HEERE uw God heeft u gedragen, zoals een man zijn zoon draagt (…). Die voor uw aangezicht op de weg wandelde, om u de plaats te doen zien, waar gij zoudt legeren. (…) …om u de weg te wijzen, waarin gij zoudt gaan’ (Deut. 1:29-33). En toch, lees wat er gebeurde met deze twijfelende, verharde generatie: ‘De dagen nu, die wij gewandeld hebben (…) waren acht en dertig jaren; totdat het ganse geslacht (…) uit het midden des heirlegers verteerd was. (…) Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om hen uit het midden des heirlegers te verslaan, totdat zij verteerd waren.’(Deut. 2:14-15). God wachtte zelfs tot de allerlaatste gestorven was, voor Hij weer tot Israël sprak: ‘En het geschiedde, als al de krijgslieden verteerd waren, wegstervende, dat de HEERE sprak…’(Deut. 2:16-17). Waardoor stierf deze generatie in de woestijn? Om dezelfde 2 redenen waarom christenen ook nu in hun eigen wildernissen sterven:
Gedurende de beproevingen van de Israëlieten probeerde God steeds opnieuw Zijn grote liefde tot hun over te brengen. Maar ze wilde het niet accepteren. Ze geloofden eenvoudigweg niet dat hun beproevingen voortkwamen uit Zijn liefde. In plaats daarvan zeiden de mensen steeds opnieuw: ‘Als God ons liefheeft, waarom zou Hij ons dan hier in de woestijn brengen om ons te doden? Waarom laat Hij toe dat wij zo lijden?’ Hier zien we de wortel van het ongeloof: een onwil om te geloven en te rusten in Gods liefde voor Zijn kinderen. Toch, de enige reden waarom God Israël koos als Zijn volk, was Zijn liefde: ‘En omdat Hij uw vaderen liefhad, en hun zaad na hen verkoren had (…) De HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken (…) maar omdat de HEERE ulieden liefhad’ (Deut. 4:37, 7:7-8). Israël werd verteld: ‘God koos jullie niet uit om een of andere bijzonderheid van jullie. Hij koos jullie enkel en alleen omdat hij van jullie hield.’
Bedenk:
Waarom liet God Bileam niet toe dat hij Israël vloekte? ‘De HEERE, uw God heeft u de vloek in een zegen veranderd, omdat de HEERE, uw God, u liefhad’(Deut. 23:5).
Waarom bracht God Israël op die plek aan de Rode Zee? Hij wilde zien of ze zouden vertrouwen op het woord van hun hemelse Vader. Hij vroeg Zich af: ‘Wat voor soort Vader denkt Mijn volk dat Ik ben? Geloven ze echt dat Ik zo van ze houdt, dat Ik ze nooit in de handen van de vijand zou laten vallen? Rusten ze in Mijn belofte om hen door alle situaties heen te leiden? Weten ze dat Ik ze nooit zal verlaten, zelfs als het er donker en hopeloos uitziet?’
Waarom leidde God Israël naar het bittere water van Mara? Opnieuw wilde Hij van Zijn volk een bewijs zien dat ze geloofden in Zijn liefde. Hij wilde weten of ze erop vertrouwden dat Hij hun dorst zou lessen, om Zijn grote liefde.
We zien een volgende beproeving als Israël op de rand van het beloofde land staat. 12 mannen werden uitgestuurd om het land te bespioneren. Tien kwamen terug met ‘kwaad gerucht’. Ze zeiden dat Israël het land nooit zo kunnen veroveren, omdat het vol was van reuzen, sterke vestingen, grote ommuurde steden, allerlei hindernissen die te bedreigend waren om te kunnen overwinnen. Hoe reageerden de mensen op deze boodschap? Weer opnieuw riepen ze uit in angst en ongeloof: ‘Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.’(Num. 31:31). Ze zeiden in feite: ‘onze vijanden zijn sterker dan Gods liefde voor ons.’ Ze beschuldigden God ervan hen te verlaten nu ze Hem nodig hadden, en hen aan zichzelf over te laten. Een hele nacht lang klaagden ze: ‘Ik wilde dat ik dood was. Waarom heeft God me in zo’n hopeloze situatie gebracht?’ De apostel Stefanus zegt van deze mensen: ‘Met hun harten keerden ze weder naar Egypte’(Hand. 7:39).
In elke crisis zien we dat de Heere Zijn volk verzekerd: ‘Ik heb je trouw liefgehad.’ Toch, elke keer weer, lieten ze hun hindernissen hun kennis verdonkeren, dat God hen liefhad. Bedenk: als we geloven, accepteren en vertrouwen in de liefde van onze hemelse Vader, waar zouden we dan nog bang voor zijn? Ik heb bijvoorbeeld geleerd, dat als ik echt rust in Gods liefde voor mij, dat ik dan niet bang hoef te zijn dat ik bedrogen wordt. Als ik echt de Zijne ben – als ik geloof dat Hij me draagt in Zijn liefdevolle armen – dan zal Hij me nooit laten misleiden door de duivel of wie dan ook. Ik ben ook niet bang voor een plotseling noodgeval, of voor een val, of voor het vooruitzicht van een onzekere toekomst. Mijn liefhebbende Vader zal niets in mijn leven laten gebeuren, behalve datgene wat Hijzelf van te voren besloten heeft dat goed voor mij is en mijn geliefden. Wat mijn problemen ook moge zijn, Hij zal ze ontrafelen en een weg voor mij maken. De God van liefde kan wonder op wonder doen voor mij, als ik slechts op Hem vertrouw.
Dit maakt het mij mogelijk om moeilijke tijden te doorstaan, heftige beproevingen, zelfs de dood. Ik weet, dat door dit alles heen, God mijn pijn zal delen, en mijn tranen zullen zo waardevol als goud zijn voor Hem. Hij zal niet toelaten dat mijn beproevingen me zullen vernietigen. Hij zal altijd trouw zijn en een uitweg voor me maken. Misschien vraagt u zich af: ‘Maar maken we niet een knoeiboel van onze eigen levens, met onze slechte beslissingen? Brengen we zelf geen chaos op onszelf omdat we niet leven naar Gods wil? En al die domme, onverstandige dingen die we doen, die ons verstrikken?’ Ik verzeker u: Als u eenvoudigweg op Gods liefde vertrouwt, tot inkeer komt en u aan Hem vastklampt, zal Hij al uw troep opruimen. Hij maakt uit onze mislukte pogingen schoonheid.
Onze God heeft Zijn mensen niet alleen lief, maar Hij verheugd Zich ook in ieder van ons. Hij verblijdt Zich in ons. En Hij wordt gezegend in het bewaren en verlossen van ons. Ik zie dit soort ouderlijke blijdschap in mijn vrouw, Gwen, als een van onze kleinkinderen belt. Gwen licht op als een kerstboom als ze een van onze lieve kleintjes aan de telefoon heeft! Niets kan haar van de telefoon krijgen. Zelfs als ik haar zou vertellen dat de president aan de deur staat, zou ze me nog wegduwen en door blijven praten. Hoe zou ik ooit mijn hemelse Vader ervan kunnen beschuldigen Zich minder in mij te verheugen dan dat ik zelf doe in mijn eigen kinderen? Soms hebben mijn kinderen verkeerde dingen gedaan, in tegenstrijd met wat ik ze geleerd had. Maar nooit ben ik gestopt van ze te houden en me in ze te verheugen. Dus als zo'n onvolmaakte vader als ik zo'n sterke duurzame liefde heb, hoeveel meer zorgt onze hemelse Vader voor ons, Zijn kinderen? Daarom vind ik ook deze geschiedenis van de spionnen van Israël zo confronterend. Elke keer weer bewijst God Zijn liefde voor Zijn volk. Toch weigeren ze elke keer weer het te accepteren.
Uiteindelijk stonden Jozua en Kaleb op en riepen uit: 'Indien de HEERE een welgevallen aan ons heeft, zo zal Hij ons in dat land brengen, en zal ons dat geven.' (Num. 14:8). Wat een eenvoudige en krachtige verklaring! Ze zeiden: 'Onze God houdt van ons. En Hij zal iedere reus verslaan, omdat het Hem blijdschap geeft om het voor ons te doen. Daarom moeten we niet naar onze hindernissen kijken. We moeten onze ogen richten op Gods grote liefde voor ons.' Door de hele Schrift heen lezen we dat God Zich in ons verheugt: 'De oprechten van weg zijn Zijn welgevallen' (Spr. 11:20). 'Het gebed der oprechten is Zijn welgevallen' (Spr. 15:8). Mijn sterke vijand was (…) machtiger dan ik. (…) Maar de HEERE was mij tot een Steunsel. Hij voerde mij uit in de ruimte, Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.' (Ps. 18:18-20).
In dit laatste vers ontdekken we de grote waarheid die Israël miste: 'Hij rukte mij uit, want Hij had lust aan mij.' Hoe sterk onze vijand ook kan zijn - hoe bedreigend onze heftige beproeving, of hoe hopeloos het ons ook toe kan schijnen - onze God zal ons verlossen. Waarom? Omdat Hij lust heeft aan ons! God maakte Zijn liefde voor Israël overvloedig duidelijk. Daarom kon Hij Zijn volk ook vragen: 'Waarom zegt gij dan (…) o Israël! Mijn weg is voor de HEERE verborgen, en mijn recht gaat van mijn God voorbij?' (Jes. 40:27). Hij zei: 'Hoe kunnen jullie zeggen dat ik jullie beproeving niet gezien heb? Hoe hebben jullie ooit kunnen geloven dat Ik Me niet in jullie verheugde? Ik verheugde Me in mijn knecht Job, door al zijn vreselijke ervaringen. En Ik verheug Me ook nu in jullie, in het midden van jullie moeilijkheden.'
Het is absoluut noodzakelijk dat we geloven - snel en vast, vandaag - dat God ons liefheeft en Zich in ons verheugt. Dan zullen we kunnen accepteren dat elke situatie in ons leven uiteindelijk Gods liefde voor ons zal tonen. We zullen uit onze wildernis te voorschijn komen, leunend op de liefhebbende armen van Jezus. En Hij zal ons blijdschap brengen uit ons verdriet. Geliefde heilige, kijk niet naar uw zich opstapelende rekeningen. En probeer niet op de onzekere toekomst te zien. Het is uw taak om te vertrouwen op de verbondsbeloften van uw liefhebbende Vader, en te leunen op Zijn grote liefde voor u. U zult uiteindelijk overwinnen, omdat Hij u in Zijn liefhebbende armen houdt.