Waar zijn de negen?
Stel je dit beeld voor uit Lukas 17: Jezus was op weg naar Jeruzalem, omdat de tijd voor Zijn kruisiging dichtbij kwam. Terwijl Hij tussen Samaria en Galilea doorreist, nadert Hij een dorpje (waarvan de naam niet vermeld wordt). Buiten dit dorpje bivakkeren 10 melaatsen in vreselijke smerigheid en schande.
Blijkbaar waren negen van deze melaatsen Joods, en eentje Samaritaan. Nu, de Joden van die tijd zouden een Samaritaan niet eens aanraken, laat staan met een uit hen samen leven. Maar klaarblijkelijk had het gemeenschappelijke leed hen samengebracht in een gedeelde ellende. Als je ooit melaatsheid bestudeerd hebt, zul je je de vuile situatie kunnen voorstellen waarin ze leefden. Wat we elke dag in New York zien, is erg genoeg. Aan de 41st Street, vlakbij de ingang van de Lincoln Tunnel staan rijen van bouwvallige krotten, die zich over een heel blok uitstrekken. Het zijn kartonnen hokken – koelkasten bedekt met vodden. Je ziet smerige bevlekte matrassen, rottende, gescheurde kleren, waardeloze troep hoog opgestapeld op deze jammerlijke ‘huizen’. Het is een kleine stad gevuld met luizen, kakkerlakken, ratten, drugs, alcohol, AIDS, wijdverbreide ziektes en voortdurend vechten.
Maar geloof me – deze krotten zijn paleizen vergeleken met de smerige situatie van de tien melaatsen die in de tijd van Jezus leefden! Deze mannen hadden geen ongeschiktheids-controle, geen bijstand, geen voedsel stempels, geen noodziekenhuisopnames, geen sociaal vangnet. Ze waren volledig verbannen uit de gemeenschap. Ze waren dakloze uitgestotenen – gedwongen om in een geïsoleerde plaats buiten het dorp te wonen. Melaatsen werden door de wet verplicht om minstens 100 schreden (200-300 voet) afstand te houden van anderen. Als er mensen langskwamen, moesten ze roepen: ‘Onrein, onrein!’
Afhankelijk van de duur van hun ziekte hadden sommigen vingers verloren, tenen, oren, tanden, armen, neuzen. Hun vlees was rauw en rottend – en de stank en de aanblik was onverdraaglijk. Deze mannen bedelden, parasiteerden, aten voedsel waar anderen niet eens naar zouden kijken. Ze leefden waarschijnlijk van gedumpt afval. Maar wat deze bannelingen het meest gekweld moet hebben, zijn de herinneringen aan de geliefden die ze achter moesten laten toen de priester hen melaats verklaarde. Ze verloren liefhebbende vrouwen en lachende, adorerende kinderen die eens met hen stoeiden. Ze verloren huizen, carrières, respect, en alle hoop om iets te betekenen in dit leven. Sommigen van hen waren waarschijnlijk gelovige Joden, die altijd geborgen waren geweest in de traditie van de kerk. Maar nu bivakkeerden ze buiten dit dorp zonder naam, een somber, eenzaam leven leidend, vol van onuitsprekelijke schande en smart.
De Schrift toont de melaatse als een beeld van de zondaar, die in zijn schande leeft – verzwakt en uitgemergeld door de vreselijke gevolgen van de zonde. In veel van onze diensten in de Times Square Church worden de voorste drie rijen bezet door voormalige ‘melaatsen’. Dit zijn de jonge mannen van het Timothy House – voormalige drugsverslaafden en alcoholisten. De melaatsheid van zonde kostte velen van hen alles wat ze hadden: vrouwen, kinderen, banen, zelfrespect, gezondheid, geestelijke vermogens. Sommigen werden dakloos, hulpeloos, geheel verloren. Ik weet niet hoe deze tien melaatsen ooit van Jezus hoorden. Misschien was een zwervende melaatse langsgekomen met verhalen van de wonderbare genezingen die Jezus aan melaatsen in andere steden en dorpen gedaan had. In ieder geval wisten ze dat Jezus langs zou komen – en angstvallig wachtten ze Hem op.
Probeer het je eens voor te stellen: Daar zitten ze, zo dichtbij de weg als ze kunnen, maar nog altijd minstens 200 voet het veld in. Ze hebben daar ’s nachts geslapen. Wat een ellendig aanblik moeten ze gegeven hebben! Tien strompelende, verteerde, stervende mannen, elkaar overeind houdend voor het ogenblik dat Jezus langs zal komen. Ik heb me vaak afgevraagd of ze begonnen te zwaaien met de stompen van hun armen toen ze Jezus en de apostelen aan zagen komen op de weg. Wezen ze op hun verdwenen ledematen? Zwaaiden ze met vuile vodden van kleren? Ik weet niet hoe ze Zijn aandacht kregen. Maar toen Jezus binnen gehoorsafstand kwam, riepen ze uit: ‘Jezus, Meester, wees ons genadig!’ Ze vroegen niet om geld, of voor de hemel na hun dood. Ze riepen om genade! Het is net alsof ze smeekten: ‘Jezus – hoe kunt U ons ellendige aanblik zien en niet barmhartig zijn? Hoe kunt U ons afwijzen?’
Ik weet zeker dat Jezus niet aarzelde of zich ook maar een ogenblik afwendde. Hij keek hen recht in hun gezicht – en met veel medelijden zei Hij: ‘Gaat heen, toont u aan de priesters.’(Luk. 17:14). Kun je je voorstellen wat deze melaatsen gedacht moeten hebben? ‘Ga terug naar de priester? Hij was degene die ons onderzocht en melaats verklaarde! Hij joeg ons uit het dorp! Als wij tienen voor zijn deur zouden verschijnen, zou hij na een blik op ons spotten met onze onbeschaamdheid. Niemand is ooit hersteld van melaatsheid. Hij zou denken dat we gek geworden zijn!’
Toch geloof ik dat er ogenblikkelijk een stroom van leven, gezondheid en kracht door deze tien mannen ging! Eentje bewoog een arm die hij al in geen maanden had kunnen bewegen. Een ander voelde hoe het leven in hem begon te kloppen – en hij begon op en neer te springen! De een na de ander, ze keken naar hun handen, naar elkaars gezichten – en hun schilferige, asgrauwe huid begon te veranderen. Gezond vlees kwam op hun armen en benen, hun gezichten – ze werden genezen!
Herinner je je het uur dat Jezus jou genadig was – hoe rein en levend je je voelde? Riep je het uit, omdat je Zijn reinigende kracht voelde? Voelde je nieuw leven in je? Deze mannen moeten dat leven gevoeld hebben! Je kunt er zeker van zijn dat er een opwinding door die groep ging, en dat ze kreten van vreugde lieten horen! Rauw, rottend vlees sloot zich. En waar de wonden waren geweest, was nu nieuwe, gezonde huid!
In Lukas 5:14 had Jezus tegen een andere melaatse gezegd: ‘ga heen, toon u aan de priester en breng het offer voor uw reiniging, gelijk Mozes voorgeschreven heeft, hun tot een getuigenis.’(Luk. 5:14). Nee, een melaatse kon niet gewoon terug naar huis gaan, naar zijn kerk of naar zijn verbondsrechten. Hij moest eerst een aantal plichten vervullen.
Ten eerste moest hij gezond verklaart worden door een priester – en dat bracht een uitgebreide, langdurige ceremonie met zich mee die acht dagen duurde. Hij moest geheel geschoren worden, gewassen en onderzocht. Daarna kwamen de offeranden, besprenkelingen met bloed en olie, zalvingen, meer offers. En na dit alles moest hij nog acht dagen wachten voor hij naar zijn familie en voormalige situatie terug mocht keren. Alles bij elkaar duurde het hele proces zestien dagen van ongelooflijke religieuze activiteit! Deze religieuze ceremonies waren allen symbolisch – beelden om de mensen te onderwijzen over de glorie van de Messias. Het wordt allemaal beschreven in Leviticus 14 – en dit gingen de tien melaatsen doen toen ze naar het dorp terugkeerden.
Tegen die tijd hadden Jezus en de apostelen waarschijnlijk eten gekocht en waren ze alweer een heel eind op weg voorbij het dorp. Maar plotseling hoorden ze een kabaal achter zich. Toen ze omkeerden en terugkeken zagen ze een man op hen afrennen – roepend en zwaaiend met zijn armen! Een van de discipelen zei: ‘Het is een van die tien melaatsen uit het dorp.’ En toen hij dichterbij kwam, hoorden ze hem roepen. ‘Glorie – glorie aan Jezus! Prijs U!’ Het was de Samaritaan! Toen hij bij Jezus kwam, viel hij nederig aan Zijn voeten – en hij begon te prijzen en te danken! Vanuit zijn diepste innerlijk kwam de aanbidding voor de Zoon van de levende God: ‘U bent God! U zou het niet hebben kunnen doen als U niet de Zoon van God was! God zij geprezen! Glorie!’
Jezus keek op hem neer en zei: ‘Zijn niet alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen?’ (Luk. 17:17). Hij vroeg: ‘Waarom alleen jij? Waar zijn je vrienden, de anderen die ik genas?’
Geliefde, die vraag stelt Jezus nu nog! Van de grote menigte die Hij heeft gereinigd en genezen, is er maar een klein deel dat tot Hem terugkeert! Waar blijven de anderen dan? Ik zal je vertellen waar – ze zijn in dezelfde plaats als waar de negen genezen melaatsen terechtkwamen: verdwaald in de kerk – opgeslokt door religie! Ik geloof in de statistieken van de Bijbel. En als de getallen in deze geschiedenis in het evangelie van Lukas kloppen, dan komt zo’n 90% van degenen die door Jezus aangeraakt worden terecht in een of andere dode, droge kerk. Ze komen nooit tot Jezus – omdat ze verdwalen in de godsdienst!
Nu, deze negen melaatsen wilden graag hun leven voortzetten. Ze zeiden: ‘Ik moet terug naar mijn vrouw en gezin. Ik wil mijn zelfvertrouwen terug. Ik wil weer naar de synagoge, en de profetieën van de komende Messias bestuderen!’ Je kunt zeggen: ‘Wat is daar mis mee? Moet een man niet voor zijn huishouden zorgen? En spreekt David niet over het mediteren op de diepe dingen van God? Moeten Christenen niet aangespoord worden ijverig te werken – precies te doen zoals de negen melaatsen? En vertelde Jezus hen zelf niet om direct naar de priester te gaan?’ Ja, dat is allemaal waar – maar het verliest alles zijn betekenis als je niet eerst de Heere Jezus leert kennen!
‘Ga heen, toon u aan de priester (…), hun tot een getuigenis.’ (Luk. 5:14). De melaatsen zouden een krachtig getuigenis hebben voor de toekomende jaren. Ze konden de rest van hun leven spreken over hoe Jezus slechts een woord sprak, en ze waren genezen. ‘Ik was eens een melaatse! Ik was helemaal alleen, zonder hoop – smerig, vuil, verloren, een stervende man. Toen kwam Jezus langs en hij reinigde me. Ik ben nu vijfentwintig jaar gezond – geprezen zij Zijn Naam!’
Dit klinkt allemaal prachtig. Maar het probleem was, dat ze spraken over een Man die ze niet kenden – getuigden van de macht van een Zaligmaker waar ze niets van wisten! Ze hadden Hem alleen maar uit de verte gezien. Ze konden je vertellen hoe Hij eruit zag, hoe Zijn stem klonk, hoe Hij liep – maar ze waren nooit dichtbij Hem en bij Zijn hart geweest!
Een van de grootste teleurstellingen in mijn leven is het zien van de uitdoving van voormalige verslaafden en alcoholisten, die wonderbaarlijk verlost waren van een leven van vreselijke zonde en criminaliteit. Velen van hen werden door God geroepen om te preken, maar kerken en dominees uit de hele Verenigde Staten bleven hen vragen om te komen en hun spectaculaire getuigenis te geven. Ze werden overgehaald en aangemoedigd om de glorieuze details van hun verleden te vertellen.
Nu, jaren later, vertellen velen van deze voormalige verslaafden nog steeds hetzelfde verhaal: ‘Vijftien jaar geleden was ik een pooier. Ik woonde samen met prostituees en heb twintig keer in de gevangenis gezeten. Op een dag vertelde iemand me van Jezus – en ik werd gereinigd en genezen!’
Geliefden, honderden van dergelijke dierbare bekeerlingen zijn nu uitgedoofd, teruggegleden en hebben schipbreuk geleden! Ze hebben niets van het karakter van Christus, geen relatie met God, omdat ze leven op een oude, eenmalige gebeurtenis. Ze zijn nooit naar Jezus teruggekeerd – ze hebben Hem nooit leren kennen! Veel mensen vragen waarom Times Square Church niet elke week bekeerlingen van onze liefdadigheidsinstellingen laat komen om te getuigen. Want deze mannen en vrouwen hebben inderdaad de meest ongelooflijke getuigenissen die je ooit hebt gehoord. Maar wij willen meer voor hen dan te eindigen in een oude, versleten getuigenis! We willen dat ze met Jezus meegaan – om te kunnen vertellen van een frisse, dagelijkse omgang met Hem, over wat Hij vandaag voor hen doet! We willen dat ze meer van Christus krijgen! Hoe verdrietig is het om te zien dat zoveel bekeerlingen – zo veel verloste mensen – zich settelen en verdwalen in de hype van het moderne Christendom!
Sommige mensen willen simpelweg niet met Jezus doorgaan. Ze hebben liever een dode godsdienst! Ze houden van het vertoon en de formaliteiten van de ceremonies van de traditionele kerk. Oh, hoe godsdienstig moeten die negen melaatsen zich hebben gevoeld toen ze het lange ritueel van de reiniging ondergingen! En wat een indrukwekkende ceremonie was het:
Eerst nam de priester twee vogels. Hij doodde de ene boven een kom met ‘leven’ (oftewel, stromend) water en liet het bloed in het water druppelen. Dan bond hij een bundel hysop aan een cederen stokje (zo’n 40 cm lang) en bond het aan de levende vogel met een rode wollen lint. De vleugels en de staart van deze vogel werden gedoopt in het bloed en water.
Het bloed werd zevenmaal op het voorhoofd en de polsen van de melaatse gesprenkeld. Daarna werd de levende vogel vrijgelaten om het open veld in te vliegen. Vervolgens waste de melaatse zijn kleren, schoor al zijn haar af, baadde zichzelf zorgvuldig en werd zeven dagen lang in de stad in quarantaine gehouden. Op de achtste dag ging hij terug naar de priester met twee mannelijke lammetjes en een smetteloze ooi. Hij bracht ook drie tienden efa fijn meel en één log olie. Deze waren voor een schuldoffer, een zondoffer en een brandoffer.
De priester nam vervolgens het bloed en goot het in zijn handpalm, sprenkelde het daarna zevenmaal op de grond. Met het bloed van het lam raakte hij de melaatse aan zijn rechter oorlel, zijn rechter duim en rechter grote teen. De priester zalfde hem dan met olie op deze drie zelfde punten, en goot de rest van de olie over zijn hoofd.
Wat een ceremonie! Hoe godsdienstig moeten de melaatsen zich hebben gevoeld! En inderdaad, deze rituelen stonden symbool voor belangrijke dingen – de zalvingen, het oliën, het reinigen met het bloed. Maar het was allemaal dood! Deze melaatsen waren van de aanraking van Jezus teruggegaan naar dode, droge rituelen en formaliteiten. Ja, ze hadden hun zelfrespect teruggekregen. Ze waren weer terug in het kerkelijk leven. Ze hadden materiële zegeningen herwonnen. Maar ze leerden Jezus niet kennen!
Je zou kunnen vragen: ‘Waarom zond Jezus hen terug naar deze rituelen?’ Ik geloof dat Jezus hen naar de priester zond omdat Hij hoopte dat ze hongerig zouden worden naar de realiteit achter al die rituelen. ‘Het stromende water – zei Hij niet eens dat Hij Zelf het Levende Water was? En het gesprenkelde bloed – zei Hij niet dat Zijn bloed vergoten zou worden, en dat Hij gekruisigd zou worden? Het geslachte lam – wat betekent het?’
Zie je, geen priester in Israël kon deze negen melaatsen vertellen wat deze symbolen betekenden. Ze voerden het ritueel slechts uit zonder erover na te denken! Nee – Jezus wilde dat deze melaatsen naar Hem zouden komen en onderwezen worden! Toen ze Hem vanaf de zijkant van de weg riepen: ‘Meester, wees ons genadig!’, gebruikten ze een woord dat betekende: ‘Leraar, onderwijzer’. Ze wisten dat Hij alle waarheid had – maar ze waren er niet hongerig naar.
Deze negen melaatsen vertegenwoordigen de duizenden arme zielen die vandaag in de kerk zitten te luisteren naar dominees die niet weten waar ze het over hebben. Het is alles droog, saai – dood! Toch weet ik dat het één goed gevolg heeft: mensen worden het zat! Velen zeggen: ‘Dit is niet waar Jezus me voor gered heeft – om hier te zitten en op te drogen onder de prediking van een man die slechts dode feiten verteld. Geef me het werkelijke Leven! Geef me Christus!’ Ik wil je nu vertellen over de overgebleven man – de ene uit de tien die terugkeert en naar Jezus rent!
Waarom is er in elke generatie een overblijfsel dat Jezus achterna rent met verlangen en dankbaarheid? Waarom heeft God altijd een uit de tien die alles verlaten en terugkomen om God te dienen en te prijzen – terwijl de overige 90 procent gewoon blijven waar ze zijn? Ik geloof dat de Samaritaan naar Jezus terugrende omdat hij niet gebonden was door vormen en rituelen. Hij hoefde het niet af te leren. Zie je, de andere negen waren orthodox opgevoed, hun verstand was vanaf hun kindertijd getraind in rituelen en ceremoniën. Ze waren aan hun tradities gehecht. Maar toen de Samaritaan het hele godsdienstige systeem zag, riep hij uit: ‘Dat niet!’
Hij zag hoe de godsdienstige leiders en kerkgangers hun rituelen afspeelden. Hij zag hoe Farizeeën weduwen beroofden en hun huizen wegnamen. Hij zag hoe de priesters omkochten en omgekocht werden. Hij zag hoe de tempel gevuld was met geldwisselaars, die van Gods huis een dievenhol maakten. Hij zag hoe de schriftgeleerden regels maakten voor anderen en ze nooit zelf hielden. Hij zag al de witgewassen voorkanten, de dubbelhartigheid en de dubbele standaarden. En hij zei tegen zichzelf: ‘Hier leiden de blinden de blinden – dit is niks voor mij. Ik wil echtheid!’
Welnu, als hij terugkeert naar het dorp met de andere negen – terug naar de priester, de kerk, de gemeenschap, respect en het goede leven – stopt hij, en denkt: ‘Wacht eens even! Ik herinner me hoe het was toen ik dat alles had – geld, respect, veiligheid. Ik was ongelukkig! Mijn zogenaamde vrienden verwierpen me onmiddellijk toen ik melaats werd. Ik was leeg – gebonden door zondige gewoontes, vol van haat en bitterheid. Het was een hel op aarde. Waarom zou ik daarnaar terugkeren?’ Toen begon er iets in zijn hart te branden: ‘Kijk eens naar me - ik ben gezond. Jezus genas me! De kerk kan wachten, mijn familie en carrière kan wachten. Ik ga naar Jezus! Ik wil Diegene die me heeft genezen leren kennen!’ Hij kwam tot dezelfde conclusie als alle andere overgebleven mensen: ‘Er is daar niets wat ik wil. Het is alles ijdelheid! Ik ga naar Jezus – Hij zal mijn leven zijn!’ Denk niet dat deze genezen melaatse alleen maar terugkeerde om te bedanken – nee, hij was overweldigd door een verlangen om deze man Jezus te aanbidden!
De overgebleven melaatse kon niet stoppen met uit te roepen: ‘Glorie!’. Lofprijzing sprong op vanuit zijn hele wezen! Ik geloof dat als een persoon God aanbidt zoals deze man deed – nederig aan Zijn voeten liggend, luid zijn dank uitroepend zonder zich in te houden – zo iemand is vastbesloten om Jezus nooit meer te verlaten! In zijn hart zegt hij: ‘Naar wie zal ik anders heengaan? Hij heeft de woorden van het eeuwige leven!’ Ik denk dat deze man er altijd was als Jezus preekte. Elke keer als Christus op een bergzijde of aan een kust sprak, zat daar de genezen melaatse, helemaal vooraan. Hij riep uit: ‘Ik heb U lief, Jezus! Glorie aan God! U zij geprezen!’ Ik zie hem bij de Hemelvaart, roepend: ‘Neem me met U mee, Jezus!’ En ik denk graag dat hij ook in die bovenkamer was op de pinksterdag, God prijzend – gevuld met de Heilige Geest!
En de waarheid is, dat wij iets gekregen hebben, wat de melaatse nooit gehad heeft – een machtsvermogen dat verder gaat dan de mensheid ooit gekend heeft! In Januari, om de vier jaar, verkiest Amerika een president tot ‘het machtigste ambt op aarde.’ Zijn handtekening is de wet. Hij commandeert het machtigste leger van de wereld. Hij hoeft maar op een knop te drukken en gehele landen worden vernietigd. Maar deze macht is niets vergeleken met de macht die Jezus aan jou en mij gegeven heeft!
Zie je, wij hebben de absolute toegang tot de werkelijke aanwezigheid van de levende Schepper en God – en Hij komt ook tot ons! ‘Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, laten wij toetreden in volle verzekerdheid des geloofs.’ (Hebr. 10:19-22).
De overgebleven melaatse had deze macht niet. Het kwam pas toen het gordijn in de tempel in tweeën gescheurd was. Toen dat gebeurde betekende dit dat iedereen er naar binnen kon gaan en God er uit kon komen – dat Hij ons kon ontmoeten! Het woord ‘vrijmoedigheid’ in dit vers betekent: ‘met open, onverborgen openbaarheid’. Geliefden, het woord ‘openbaarheid’ staat daar vanwege de duivel! Het betekent dat we tegen elke duivel uit de hel kunnen zeggen: ‘Door het bloed van Jezus Christus het ik het recht om naar God te gaan en met Hem te spreken – en Hij met mij!’
Geloof je dat je dit recht hebt – en dat God gewillig is om te komen en jou te ontmoeten? Laten we dichtbij Hem komen met een hart vol van de zekerheid van het geloof! We komen niet door het bloed van een vogel of geit of stier – maar door het bloed van onze Heere Jezus: ‘Christus is niet met het bloed van bokken en kalveren, maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. Want als (reeds) het bloed van bokken en stieren en de besprenging met de as der vaars hen, die verontreinigd zijn, heiligt, zodat zij naar het vlees gereinigd worden, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, die door de eeuwige Geest Zichzelf als een smetteloos offer aan God gebracht heeft, ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?’ (Hebr. 9:12-14).
Niets verwarmd het hart van God meer dan wanneer Zijn kinderen tot hem komen in vrijmoedigheid, zonder verlegenheid! Hij wil dat we zeggen, als we komen: ‘Ik heb het recht om hier te zijn. Zelfs indien mijn hart me veroordeelt, want God is groter dan mijn hart! (zie 1 Joh. 3:20). Nadat de melaatse bij Jezus is teruggekeerd, zegt de Schrift dat Jezus hem behoudenis gaf. ‘En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden.’ (Luk. 17:19). Deze keer gaf Jezus hem meer dan genezing – Hij gaf hem gezondheid in verstand, lichaam, ziel en geest. En dat is wat God geeft aan allen die dichtbij Hem komen: volmaakte gezondheid!
Ik denk graag dat deze overgebleven melaatse terugging naar zijn thuisplaats en herenigd werd met de andere negen melaatsen. Wat een gesprek zullen ze gehad hebben! De negen stonden waarschijnlijk te praten over de problemen waar ze tegenaan gelopen waren toen ze teruggingen. Vrouwen waren hertrouwd. Kinderen keerden zichzelf met schaamte af. Oude vrienden gedroegen zich als vreemden. De veranderingen moeten overweldigend geweest zijn!
Toen keerden ze zich naar de overgeblevene: ‘Hoe is het met jou gegaan? Herinner je je nog die Galileeër, Jezus, die ons genas? Hoe is het met Hem afgelopen? En waarom ben jij zo gelukkig?’ Hij lachte en zei: ‘Ik heb Hem gisteren gezien! Ik volg Hem – ik ben Zijn discipel, en Hij is mijn leraar. En geloof me, ik heb geen aanpassingsproblemen gehad! Het maakt mij niet uit dat mijn familie me uitstoot, of dat mijn vrienden me verlaten hebben. Jezus heeft me aangenomen!’
‘Broeders, laat me je het vertellen – ik ga met God! Hij spreekt met mij en onderwijst mij. Ik ben nu een tentenmaker – maar mijn best beloonde werk is het prijzen van mijn Heere!’ Misschien nodigde hij de andere negen uit om met hem mee te gaan om Jezus te bezoeken. Maar ze hebben hem waarschijnlijk afgewezen. ‘Sorry – we bestuderen drie avonden per week de thora. We zitten midden in een grote discussie over wanneer de Messias zal komen.’ Ze hebben misschien gedacht dat ze de Messias zochten – maar ze hadden Hem al gemist! Dus daar gaat de overgeblevene – terug naar Jezus, zingend: ‘Er is een lied in mijn hart dat zelfs de engelen niet kunnen zingen - Verlost! Verlost!’ Hij leeft en is gered – compleet gezond gemaakt, helemaal vrij!
Geliefde heilige, jij en ik hebben iets groters dan deze melaatse had. Wij hebben niet slechts een open deur, maar een liefhebbende Vader die tot ons zegt: ‘Kom – je bent genezen. Geloof het – leef ernaar. Kom, en ontmoet Christus!’ Halleluja!