Zevenduizend bogen zich niet

Ik wil je meenemen naar de berg Horeb in Israël, naar een donkere grot. In deze grot zit een eenzame profeet van God. Deze godvrezende man is al bejaard, waarschijnlijk al over de tachtig. En hij voelt zich alleen. Hij heeft alle sociale omgang vaarwel gezegd.

Zo’n veertig dagen eerder had de profeet aan God gevraagd om hem te doden. Hij was ervan overtuigd, dat het land te ver was afgedwaald. En de kerk was zo ver weggezakt dat er niets meer aan te doen was. Elke leider was een speelpop van de duivel. Opwekking was volslagen onmogelijk. Er was geen hoop meer. ‘Heere, ik heb het helemaal gehad. Alstublieft, neem mijn leven toch weg.’ (zie 1 Koningen 19:4).

Wie was deze profeet? Het was de heilige Elia. En hij kwam tot zo’n wanhopige toestand, slechts enkele uren na de grootste overwinning in zijn hele loopbaan als profeet.

Je kent de geschiedenis wel. Op de berg Karmel stond Elia alleen tegenover 850 valse profeten voor een krachtmeting op leven of dood, waarin God de overhand had. Zo’n 450 van deze profeten dienden de afgod Baäl; de andere 400 waren priesters van de afgodische bossen, die de slechte koningin Izebel had gebouwd. Nu, in een demonisch ritueel begonnen de Baäl priesters te dansen en te schreeuwen, om een reactie van hun god te krijgen. Toen de waanzin eindelijk afgelopen was, lagen de profeten bloedend op de grond, volledig uitgeput.

Toen kwam Elia naar voren. Hij bad tot de Heere, en onmiddellijk viel er een bovennatuurlijk vuur uit de hemel. De vlammende hitte omgaf het offer van de profeet en de 12 vaten water die hij erop had gegoten, en verbrandde alles. Zelfs de stenen van het altaar werden verteerd.

Wat een indrukwekkend vertoon van Gods macht! De valse profeten bibberden toen ze het zagen. En de afgedwaalde Israëlieten die aanwezig waren, vielen op hun knieën, en riepen uit: ‘De Heere is God! De Heere is God!’ (1 Kon. 18:39).

Elia doodde alle 850 valse profeten. Plotseling was er een opwekking in Israël. De opwekking, waar Elia zo lang voor gebeden had, was eindelijk gekomen – of dat dacht hij tenminste: ‘Dit is het uur van God! Het is het begin van de vernieuwing, waar ik zolang voor gepreekt heb.’

Elia zat zo vol energie, dat hij nog harder rende dan de wagen van koning Achab, en eerder in de hoofdstad, Jizreël, 25 mijlen verderop, aankwam. Zijn geest moet vol zijn geweest met opwindende gedachten: ‘Wie kan tegenspreken wat God vandaag gedaan heeft? De sensuele, goddeloze regering van ons land moet nu wel instorten. Eerst Izebel. Ze is misschien al wel haastig op weg naar haar afgodische vader in Sidon. Ze heeft ongetwijfeld gehoord van het vuur uit de hemel, en ze wil de toorn van de Heilige Geest ontvluchten. Dit moet wel het grootste moment zijn in de geschiedenis van Israël!’

Elia was ervan overtuigd dat de mensen naar hem zouden luisteren. Ik geloof dat hij vastbesloten was om regelrecht naar de verlaten tempel te gaan, om de ware godsdienst in Jizreël in ere te herstellen. Maar voordat hij in de stad kwam, ontmoette hij een boodschapper. De koningin dreigde: ‘Zo mogen de goden doen, ja nog erger, indien ik morgen om deze tijd uw ziel niet gelijk zal maken aan de ziel van een hunner.’ (19:2). Ze zei tegen Elia: ‘Je hebt nog één dag te leven, profeet, voordat ik je zal doden, zoals jij mijn priesters hebt gedood.’

Binnen 24 uur na zijn ongelooflijke overwinning op de berg Karmel was Elia weer terug in de woestijn, bevend onder een jeneverboom. In zijn geest had hij een grote terugslag gekregen. En ’s nachts verdween al zijn hoop op een vernieuwing.

Veertig dagen later vinden we Elia, als hij verblijft in een berggrot, alleen. Het Hebreeuwse woord voor verblijven betekent: ‘halt houden, blijven’. Het kan ook betekenen: ‘klagen, of wrok voelen’. Blijkbaar had Elia besloten: ‘het is allemaal over, voorbij. Als dat wonderbare vuur van de hemel de mensen niet meer in beweging kan brengen, dan is er niets wat zou kunnen werken.’

Dan zegt de Bijbel ons: ‘En zie, het woord des HEREN kwam tot hem en Hij zeide tot hem: Wat doet gij hier, Elia?’ (19:9). Op deze manier wilde God zeggen: ‘Wat is je probleem, Elia? Waarom ben je zo boos? Wat is er mis?’

Plotseling begon de profeet zijn bezwaarde hart te luchten: ‘Ik heb zeer geijverd voor de HERE, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.’ (19:10).

Veel van wat Elia zei was waar. Het volk van God was in treurige staat. Het kwaad had de bovenhand in Israël. En de ware profeten werden gelasterd, hun woorden bespot. Toch, ondanks alles, bleef Elia trouw. Hij had zichzelf volkomen overgegeven voor de zaak van de Heere, vurig biddend voor een opwekking. Maar hij had het bij het verkeerde eind toen hij dacht dat hij de enige was die de last van de Heere droeg.

Ik geloof niet dat Elia trots was toen hij in feite zei: ‘Ik ben de enige zonde-hatende, Godvrezende prediker die overgebleven is in dit land.’ Volgens mij was Elia gewoon overweldigd door eenzaamheid. Ik geloof dat hij zei: ‘Heere, als er anderen zijn die zo ijverig zijn voor U als ik, waar zijn ze dan? Ik zie niemand, die luid protesteert tegen de zonde in het land zoals ik.’

Het is een feit, dat veel biddende mensen eenzaam zijn. Maar weinig zijn echt sociaal actieve mensen. Waarom? Iedereen die worstelt met de Heere in gebed deelt de last van Zijn hart. Ze beginnen om alles te zien zoals God het ziet. En ze kunnen de ware staat van Gods volk onderscheiden. Ze zijn ontnuchterd door al het vleselijke en dwaze wat ze zien in Zijn huis. En het drijft hen op de knieën, ze bidden zoals Elia deed, met een hart, gebroken door zorg.

Als jij iemand van gebed bent, heb je je waarschijnlijk eenzaam gevoeld, zoals Elia. Misschien ben je ook bedroefd over je land, vooral de nooit aflatende rivier van bloed, vergoten door Amerika in abortussen. Misschien roep je wel uit, zoals Amos deed: ‘Heere, laat me niet doorleven in alle rust, terwijl er zo’n slavernij is in Uw kerk.’ Misschien vraag je je wel af, zoals Elia deed: ‘Waar zijn alle godvrezende leiders en herders met gebroken hart? Waar zijn de mensen die nog geloven in heiligheid, in plaats van vleselijke methoden? Ik voel me een misplaatste fanaticus. Alstublieft Heere, breng me toch in contact met anderen, die de dingen zien zoals ik ze zie.’

Denk nu eens aan Elia, alleen in die grot. Hij moet overweldigd zijn door uitgesproken eenzaamheid. Toen kwam opnieuw die kleine stem tot hem, met de vraag: ‘Wat doet gij hier, Elia?’ (1 Kon. 19:13). Opnieuw antwoordt Elia: ‘Ik ben alleen overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen.’ (19:14).

Deze keer antwoordde God hem: ‘Je bent niet alleen, Elia. Binnenkort zul je mijn knecht Hazael ontmoeten. Ik wil dat je hem zalft als koning over Syrië. En de godvrezende Jehu is er nog, die moet je zalven als koning over Israël. En er is de jonge profeet Elisa, die naast jou zal dienen.’

Tenslotte zei de Heere tot Elia: ‘Doch Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft.’ (19:18). God zei: ‘Ik heb nog 7000 verborgen kinderen, Elia, mannen en vrouwen die niet toegegeven hebben aan de geest van deze eeuw. Ze groeien in Mijn Geest. En ze delen allemaal jouw last.’

Onder deze 7000 waren 100 profeten, die de godvrezende Obadja verborgen had in grotten. Obadja was een hooggeplaatste gouverneur, die diende in het huis van de slechte koning Achab. Hij had 100 profeten verborgen in 2 grotten, 50 per keer, en hield hen in leven met water en brood. Elia moet van deze godvrezende mannen gehoord hebben. En hij wist ook van Micha, een profeet van God die gevangen genomen was door Achab, omdat hij zoveel harde dingen voor hem profeteerde (zie 22:8). En toch, hoewel Elia wist van deze mannen, toch werd hij overmand door de eenzaamheid van zijn roeping.

God heeft ook in onze generatie een verborgen ‘rest’ van mensen die niet gebogen hebben voor de afgoden van onze tijd. Om dit beter te kunnen begrijpen, moeten we gebeurtenissen in Israël in Elia’s tijd beter bestuderen.

De godsdienst van Baäl begon bij de bouw van de toren van Babel onder Nimrod. Deze goddeloze man zei: ‘Laat ons een naam maken’ (Gen. 11:4). Zo werd Babel gebouwd als een monument van menselijk succes en superioriteit. Boven in de toren was een observatiezaal, waar astronomen de bewegingen van de hemellichamen volgden. Deze trotse mensen reikten letterlijk naar de sterren.

In de dagen van Elia geloofde men dat de god Baäl zijn dienaren succes, roem en welvaart gaf. Zij die de voeten van de afgod kusten zochten vervulling op het gebied van materialisme en sensualiteit. Wie waren deze dienaren van Baäl? Zijn waren het uitverkoren volk van God, afgegleden dienaren van Jehova. Zoals ik, vraagt u zich waarschijnlijk af hoe het volk van God in zo’n vreselijk afgoderij kon vervallen.

Ten eerste waren deze mensen door God al veroordeeld, omdat ze zo verlangden naar welvaart. Ze moesten vluchten naar Egypte, waar ze geconfronteerd werden met armoede, honger en dakloosheid. Daar zagen ze de volgelingen van Baäl, die in materieel opzicht zo gezegend werden. En ze dachten: ‘Wij hadden genoeg te eten in Jeruzalem, toen we ons bogen voor de afgoden. We werden gezegend en we waren succesvol. Laten we weer wierook gaan roken, en drankofferanden brengen aan de koningin van de hemel. Misschien zullen we dan weer verkrijgen wat we willen hebben. (zie Jer. 44:16-19).

Het volk van God was gevallen voor de machtige verleiding van een ‘succes evangelie’. Een geest van gierigheid en ontrouw had hen gegrepen, zodat hun levens nu gericht waren op rijkdom en reputatie. Er is natuurlijk niets mis met succes hebben, zolang je maar leeft zoals God het wil: jezelf vastklemmend aan Christus, trouw je tienden gevend, jezelf onderwerpend aan Zijn wil. Maar in Israël ontstond er een onheilig mengsel: de mensen bogen voor Jehova, omdat ze bang waren voor Zijn oordelen, maar ze begeerden ook materiele zaken.

Op dit moment zien we dezelfde geest van Baäl in ons land. In de Wall Street, voor de U.S. Stock Exchange, zien we het beeld van deze heidense god. Het is een bronzen standbeeld van een enorme stier, die de ‘stierenmarkt’ vertegenwoordigt: altijd groeiende welvaart, grote rijkdom en roem, menselijk succes. Dit zijn de goden waar ons land zich voor buigt.

Denk eens na: een mens wordt als succesvol beschouwd als hij miljoenen bezit. Hij heeft misschien wel genoeg geld om de rest van zijn leven te rentenieren. Misschien heeft hij zelfs wat roem verworven. Ik zeg je: het maakt niets uit als zijn huwelijk kapotgaat, als hij een hoerenloper wordt, of als hij andere mensen ruïneert in zijn streven naar roem, macht en rijkdom. Hij wordt nog altijd beschouwd als het toppunt van succes naar wereldse maatstaven.

Wat een verward, omgekeerd beeld van succes. Toch streven menigten het na. Ons hele land vraagt: ‘Wie wil er miljonair worden?’, verlangend om rijkdommen te verwerven.

In kerken in Amerika is dezelfde, verleidende geest van Baäl aan het werk. Heel veel gelovigen worden gedreven door de behoefte om iets groots te worden. Hierdoor worden ze meegetrokken in een verkwistend leven, en bodemloze putten van schuld.

Deze geest heeft ook een merkwaardige opvatting van succes doen ontstaan, gelijk aan de opvatting in de wereld. Pas werd er in Canada een seminar gehouden door een pinksterbeweging voor ‘succesvolle dominees’. Er werd bij gezegd dat alleen dominees met gemeentes groter dan 1000 leden welkom waren. Blijkbaar was het aantal gemeenteleden hun enige maatstaf voor succes.

Ik zag iets dergelijks ook toen ik begon te werken met gangs en verslaafden in New York. Ik werd voorgesteld aan een bekende evangelist, die een soort kruistocht begeleidde van de plaatselijke kerk. Wat de man me vertelde, shockeerde me. Hij zei: ‘Als je het met je vijftigste nog niet gemaakt hebt, dan zul je er nooit komen. Ik heb nog vijf jaar. Op het ogenblik werk ik aan een TV serie, die waarschijnlijk mijn laatste kans is om mijn doel te bereiken.’

Ik was met stomheid geslagen. Wat bedoelde hij met ‘het maken’? Wilde hij een soort roem verwerven? Voor mij betekende ‘het maken’, genoeg geld hebben om de elektriciteitsrekening van het Teen Challenge Centre te betalen. Of het betekende, nog een drugsverslaafde vinden die wilde dat Jezus hem verloste.

Vaak meten we succes in de bediening af aan hoe groot een kerk is, of hoe groot het budget. Als je de gemiddelde Christen vraagt hoe God hem gezegend heeft, zul je waarschijnlijk te horen krijgen: ‘De Heere heeft me een nieuwe auto gegeven, een mooi huis, een goed inkomen.’ Toch had die persoon ook kunnen zeggen: ‘God heeft me gezegend met een last voor gebed, en een nieuwe visie voor verloren zielen. Hij heeft mijn honger naar Hem vernieuwd.’

Jezus beschrijft hoe zulke gelovigen lauw worden: ‘En een ander deel zijn degenen (…), die het woord horen, maar de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere komen erbij en verstikken het woord en het wordt onvruchtbaar.’ (Mark. 4:18-19). Eenvoudig gezegd, alles wat tussen ons en Jezus komt is zonde. Als we iets anders in ons hart toelaten – een drang naar succes, geld of roem – zal het ons op de knieën brengen voor Baäl. Onze geestelijke ogen zijn blind. En onze harten worden koud, niet langer ijverig voor Jezus.

De Israëlieten gingen allemaal naar de kerk van Baäl voor succes en welvaart. En al snel was deze afgevallen kerk vervuld met onuitsprekelijke corruptie. Dit is het moment waarop de Heere Elia verteld over de 7000 die zich nog niet hadden gebogen: ‘Ik heb voor mezelf zevenduizend gerechtvaardigde heiligen gereserveerd. Ze hebben het verlangen naar roem en succes weerstaan. En ze zijn helemaal van Mij.’

Wij zouden God dankbaar moeten zijn voor de vele grote helden van het geloof: ijverige profeten zoals Elia, onbuigbare gebedsstrijders zoals Daniël, krachtig gebruikte hoge personen zoals Obadja, mannen en vrouwen, die machtige daden volbrachten, zoals David en Debora. Ik geloof dat het goed is om hun voorbeelden te bestuderen om het geheim van een godvrezend leven te kunnen onderscheiden.

Maar hoevelen van ons zouden willen zijn zoals deze 7000 ongenoemde, onbekende dienaren, die weigerden om te buigen voor de Baäl? Dergelijke, verborgen mannen en vrouwen van geloof zijn zeldzaam. Ik geloof inderdaad dat de rest die God voor Zichzelf bewaard heeft niet zo groot is als we vaak denken. De Bijbel maakt het duidelijk, dat in elke slechte generatie slechts een kleine groep oprecht was. Bovendien zal in de komende dagen van chaos een grote afval van de gelovigen plaatsvinden.

Paulus schrijft: ‘Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade.’ (Rom. 5:11). En Jezus waarschuwt: ‘Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.’ (Matt. 7:13-14).

Zie je, het waren niet alleen de gebeden van Elia, die het vuur van de hemel brachten. Het waren de smeekbedes van 7000 verborgen, biddende liefhebbers van God. Deze mensen waren ingesloten in ondergrondse ontmoetingen, gebeden in het veld, soms eenzaam dienend aan het hof van Achab, onbekend aan iedereen behalve aan God. Maar ze waren trouw aan hun roeping om te bemiddelen, en God hoorde hen.

Succes in Gods ogen, is volledig toegewijd zijn aan Zijn dienst. Dergelijke dienaren zijn niet gericht op ‘het te maken’, of op aardse zekerheid. Ze willen alleen maar de Heere kennen, en Hem dienen.

Denk eens aan de honderd profeten, die verborgen waren door Obadja. Ze leefden een geïsoleerd bestaan in de grotten voor minstens drie tot vier jaar, tijdens een vreselijke honger. Deze mensen hadden geen uiterlijke bediening. Ze waren helemaal uit het zicht van de mensen, vergeten door de meesten. Ze konden zelfs Elia’s overwinning op de berg Karmel niet delen.Ongetwijfeld zou de wereld hen mislukkelingen noemen, onbelangrijke mannen die nooit iets bereikten.

Maar God had deze toegewijde dienaren de kostbare gift van tijd gegeven. Ze hadden dagen, weken, ja zelfs jaren de tijd om te bidden, te studeren, te groeien en te dienen. Zie je, God maakte hen gereed voor de dag dat Hij hen los zou laten om Zijn volk te dienen. Ja, deze zelfde mannen zouden degenen leiden die onder Elia’s woorden terugkeerden naar God.

Jaren geleden zegende God mij met het geschenk van tijd. Voordat ik ooit in een kerk diende, ging ik vaak het bos in, en preekte tot de vogels en de bomen. Ik had geen plannen, geen agenda, geen dromen. Ik wilde alleen maar Gods hart leren kennen. Dus bad ik dagelijks, zocht de Heere en diende Hem. En ik markeerde mijn Bijbel van kaft tot kaft.

Later, als een jonge, magere, onervaren prediker, leidde ik een kleine gemeente in een klein dorpje in Pennsylvania. We hielden diensten in een nietszeggend gebouwtje met een geteerd dak. Onze gemeente bestond voornamelijk uit boeren en mijnwerkers. En ik was totaal onbekend. Dankzij de voorbeelden van mijn biddende vader en grootvader had God mij al een man van gebed gemaakt. En vandaag de dag kan ik eerlijk zeggen dat elke gezegende dag die ik sindsdien gehad heb, voortkwam uit die kostbare, vroege tijd met God.

Ik was verborgen, door niemand gezien. Maar God wist mij allang te vinden. Ik had mijn tijd verstandig besteed. Ik zou elke jonge prediker willen aanmoedigen om hetzelfde te doen. Ik hoor vaak van jonge dominees in het land, die wanhopig zijn, omdat ze hun plek in de bediening niet kunnen vinden.Mijn advies is: ‘Stop met het zoeken naar een specifieke taak. Besteed je tijd aan het zoeken van God. Hij zal je wel weten te vinden. Hij zal je roepen wanneer je er klaar voor bent.’

‘Vergeet wat anderen doen. Het mag er misschien uitzien alsof ze je rechts en links inhalen met hun grote daden. Maar in waarheid is er geen grotere bediening dan in het gebed. Probeer een succes voor Gods troon te zijn. Als je de Heere dient, en voor anderen bidt, ben je al een succes in Zijn ogen. Alle ware bediening komt voort uit gebed.’

We weten dat in de hele Bijbel het nummer zeven staat voor de volmaakte vervulling van Gods eeuwige doel. Daarom geloof ik dat het nummer 7000 door God hier gebruikt wordt om iedereen in Zijn ‘rest’ aan te duiden. De mensen die Hij voor Zichzelf apart gezet heeft zouden er 70 of 7 miljoen kunnen zijn. Waar het om gaat, is, dat ze Hem volledig toegewijd zijn.

Nu, wat zijn de eigenschappen van deze ‘rest’? Hier zijn drie herkenningstekens:

1. Een onveranderlijke toewijding om zich vast te klemmen aan de Heere.

Elke gelovige heeft een eigen keus gemaakt om tegen de stroom van het kwaad in te zwemmen. De zevenduizend in de tijd van Elia bleven trouw, ondanks de afval van Israël. Hun maatschappij was krankzinnig geworden in de begeerte naar sensualiteit. Zelfs hun familie en vrienden waren overgegaan naar de afgoden. Toch, ondanks de machtige verleidingen van hun tijd bleven deze 7000 standvastig, tegen de stroom in. Ze verdroegen schande, uitstoting en vervolging, zonder Bijbels, preken, of gemeenschap met buitenstaanders. Ja, hoe vuiler de maatschappij werd, hoe heiliger zij werden. Elia wist dat de massa dubbelhartig was, dat ze God en de wereld wilde dienen. En hij confronteerde hen hiermee: ‘Hoelang zult gij aan beide zijden mank gaan? Indien de HERE God is, volgt Hem na; maar indien het de Baäl is, volgt hem na.’ (1 Kon. 18:21). Heb jij al je keuze gemaakt voor Jezus? Misschien ben je bang om je oude vrienden af te vallen. Je wilt Christus, maar je wilt ook een deel van je oude leven. Ik zeg je: dat is niet mogelijk. Je zult alleen maar teruggetrokken worden in je oude leven. Je kunt niet getuigen voor zondaren als je met hen drinkt en lacht. Paulus waarschuwt: ‘ Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine.’ (2 Kor. 6:17). Op een bepaald punt moet je jezelf overgeven, en zeggen: ‘Het kan me niet schelen wat anderen ervan zeggen of denken. Ik ben van de Heere. En ik zal niet toegeven aan de slechte geest van deze eeuw.

2. Een gewilligheid om je in te laten met de armen.

Terwijl de maatschappij zich wil binden aan de rijke en succesvolle mensen, zul jij jezelf naast de arme, lijdende klasse plaatsen. Zoals Obadja heb je misschien een bepaalde mate van succes of status. Hoewel deze godvrezende man een gouverneur van Izebel was, besloot hij om alleen God te vrezen. En hij bewees dat zijn hart met de armen was, toen hij de zorg op zich nam van 100 armoedige, lijdende profeten. Ik dank God voor elke succesvolle gelovige. Onze bediening wordt voortdurend gezegend door giften van zeer succesvolle gelovigen, die zichzelf het lot van de armen aantrekken. Maar mijn vraag aan jou is, kun je jezelf herkennen in het volgende vers? ‘ Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen,’ (1 Kor 1:27-28). Er zijn eenvoudigweg niet veel rijken in de kerk van Jezus Christus. Jezus zelf zei: ‘Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan.’ (Luk. 18:24). Waarom is dat zo? Dat komt, omdat maar weinig rijke mensen gewillig zijn om zichzelf in te laten met de verachten in de wereld, die God heeft geroepen en gekozen. Ik denk aan een aantal rijke bezoekers, die onze kerkdiensten in de Times Square Church bezochten, maar niet wilden dat hun vrienden wisten dat zij erheen gingen. Onze diensten hadden teveel armen, teveel allochtonen, teveel onverwachte gebeurtenissen. Tenslotte kozen deze mensen ervoor om lid te worden van meer sociaal geaccepteerde kerken. Ik denk ook aan een lieve vrouw in onze gemeente, die evangelisatiefoldertjes uitdeelt bij ons kantoor. Ze spreekt gebroken Engels, en kleedt zich niet naar de laatste mode. Toen ik haar pas op de straat ontmoette, drong de Heere me om haar wat geld te geven. Maar toen ze het geld in mijn had zag, lachte ze en zei: ‘oh nee, ik zal morgen mijn geld geven.’ Ze dacht dat ik haar eraan wilde herinneren om haar tienden te geven! Hier was ze, ze werkte al in de dienst van de Heere, maar het eerste waar ze aan dacht was, dat ze morgen in de kerk moest zijn om haar geld te geven. Ze voegde er snel aan toe: ‘De Heere heeft me gezegend, dominee.’ Ze wordt geteld onder de ‘rest’ van God, en ze weet het waarschijnlijk niet eens. Ik heb een aantal goedgeklede bezoekers van onze kerk horen zeggen: ‘Deze vrouw geeft een slechte naam aan onze gemeente. Ze draagt idiote kleren, en ze kan amper Engels.’ Tot hen wil ik zeggen: ‘Als je deel wilt vormen van de heilige rest van God, dan kun je maar beter verlangen naar het gezelschap van deze vrouw. Anders zou Jezus je wel eens tegen kunnen houden als je je bij haar wilt voegen in Zijn heerlijkheid. Ze is hier al een schijnende ster.’

3. Een vertrouwen en hoop.

De 7000 in Elia’s tijd hielden stand, omdat ze hoopten op de komende dag van verlossing. Ook vandaag is de gezegende hoop van de kerk de spoedige terugkeer van Jezus. Met een trompetstoot zal er een einde komen aan al het kwaad. Onze Heere zal al het doden van baby’s beëindigen, alle luidruchtige verdorvenheid, al het moorden van etnische minderheden. Natuurlijk moeten wij evangeliseren, dienen en werken zolang het nog dag is. Maar tegelijkertijd moeten we leven in de hoop op de komst van Koning Jezus. Hij zal een nieuwe wereld met Zich brengen, waar Hij zal regeren op een eeuwige troon.

Herken je deze drie punten in jezelf, als eigenschappen van Gods heilige rest? Als dat zo is, dan zegt God van jou: ‘Hij heeft zijn hart aan Mij gegeven. Hij is op Mij gericht. En hij is helemaal van Mij!’

Dutch